34520 |
kortwieken |
afsnijden:
afsnē (P171p Landen),
afsnęi̯ǝn (P171p Landen),
kortwieken:
kotwikǝ (P171p Landen)
|
Men kort de vleugels van een kip, opdat ze niet kan wegvliegen. Een object ''kip'' of ''vleugels'' is niet gedocumenteerd. [N 19, 53; S 19; L 28, 35; L 1a-m; monogr.]
I-12
|
21550 |
kostschool |
kostschool:
kostschool (P171p Landen),
pensionaat (<fr.):
pensionouwtt (P171p Landen),
pensionouət (P171p Landen, ...
P171p Landen)
|
kostschool [ZND 40 (1942)]
III-3-1
|
18794 |
kousenwol |
wol:
wol (P171p Landen)
|
hoe heet het wollen garen waarmee kousen worden gebreid ? [ZND 42 (1943)]
III-1-3
|
21340 |
kramer |
kramer:
persoon die met een tent op kermissen en markten suikergoed verkoopt
kremer (P171p Landen),
staat met kraam op kermis
ənə krēmər (P171p Landen),
staat met speelgoed of andere waar op de kermis
kromer (P171p Landen)
|
Kramer. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
21502 |
kroon |
kroon:
ən krūən (P171p Landen)
|
een kroon [ZND A2 (1940sq)]
III-3-1
|
29960 |
kruizeel |
hulp:
hø̜lǝp (P171p Landen)
|
Riem die om de schouders gelegd wordt en aan de berries van de kruiwagen wordt vastgemaakt om het werk van de voerder te verlichten. Zie ook het lemma kruizeel in wld II.9. [N 18, 99, 100; JG 1a; JG 1b; JG 2a; JG 2b; JG 2c; L B, 90; L 35, 31; A 42, 16; monogr]
I-13
|
34382 |
kudde schapen |
kud:
kø̄t (P171p Landen)
|
[JG 1a, 1b, 2c; L 6, 25b; A 4, 18; L 20, 18; monogr.]
I-12
|
34475 |
kuiken |
kieken:
kikǝ (P171p Landen),
kīkǝ (P171p Landen),
kiekje:
kikskǝ (P171p Landen)
|
Jong van een kip. [A 6, 1d; Wi 4; RND 1; L 6, 20a; L 42, 32; JG 1a, 1b, 2c; S 14; Gwn 5, 15; Vld.; monogr.]
I-12
|
33703 |
kuil |
kuil:
kāl (P171p Landen),
kǭǝl (P171p Landen)
|
Een kuil, gat in de grond. [L 29, 12a; L 1a-m; monogr.]
I-8
|
32341 |
kuip |
kuip:
kāp (P171p Landen)
|
In het algemeen een wijd vat, meestal van hout, van boven open en daar ook iets wijder dan aan de onderzijde. [N E, L; S 19; L 1a-m; L 17, 18a; monogr.]
II-12
|