e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Landen

Overzicht

Gevonden: 384
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kortwieken afsnijden: afsnē (Landen), afsnęi̯ǝn (Landen), kortwieken: kotwikǝ (Landen) Men kort de vleugels van een kip, opdat ze niet kan wegvliegen. Een object ''kip'' of ''vleugels'' is niet gedocumenteerd. [N 19, 53; S 19; L 28, 35; L 1a-m; monogr.] I-12
kostschool kostschool: kostschool (Landen), pensionaat (<fr.): pensionouwtt (Landen), pensionouət (Landen, ... ) kostschool [ZND 40 (1942)] III-3-1
kousenwol wol: wol (Landen) hoe heet het wollen garen waarmee kousen worden gebreid ? [ZND 42 (1943)] III-1-3
kramer kramer: persoon die met een tent op kermissen en markten suikergoed verkoopt  kremer (Landen), staat met kraam op kermis  ənə krēmər (Landen), staat met speelgoed of andere waar op de kermis  kromer (Landen) Kramer. [ZND 36 (1941)] III-3-1
kroon kroon: ən krūən (Landen) een kroon [ZND A2 (1940sq)] III-3-1
kruizeel hulp: hø̜lǝp (Landen) Riem die om de schouders gelegd wordt en aan de berries van de kruiwagen wordt vastgemaakt om het werk van de voerder te verlichten. Zie ook het lemma kruizeel in wld II.9. [N 18, 99, 100; JG 1a; JG 1b; JG 2a; JG 2b; JG 2c; L B, 90; L 35, 31; A 42, 16; monogr] I-13
kudde schapen kud: kø̄t (Landen) [JG 1a, 1b, 2c; L 6, 25b; A 4, 18; L 20, 18; monogr.] I-12
kuiken kieken: kikǝ (Landen), kīkǝ (Landen), kiekje: kikskǝ (Landen) Jong van een kip. [A 6, 1d; Wi 4; RND 1; L 6, 20a; L 42, 32; JG 1a, 1b, 2c; S 14; Gwn 5, 15; Vld.; monogr.] I-12
kuil kuil: kāl (Landen), kǭǝl (Landen) Een kuil, gat in de grond. [L 29, 12a; L 1a-m; monogr.] I-8
kuip kuip: kāp (Landen) In het algemeen een wijd vat, meestal van hout, van boven open en daar ook iets wijder dan aan de onderzijde. [N E, L; S 19; L 1a-m; L 17, 18a; monogr.] II-12