21571 |
salueren |
salueren (<fr.):
de soldaote moette saluère (P171p Landen),
salueere (P171p Landen)
|
De soldaten moeten groeten (met de hand aan de muts) [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
21332 |
samenspannen |
bijeenspannen:
dij twie spannen beeen teegen mich (P171p Landen)
|
Die twee heulen samen (spannen samen tegen de anderen) [ZND 26 (1937)]
III-3-1
|
31714 |
schaaldeel |
schaal:
sxǭǝl (P171p Landen)
|
Wanneer een boomstam in de lengte in een aantal delen wordt gezaagd, zijn het onderste en het bovenste deel aan één zijde met schors bedekt. Men noemt die beide delen de schaaldelen. Zie ook afb. 11. [N 50, 51a; L 42, 18; monogr.]
II-12
|
34381 |
schaap |
lemmen:
lɛmǝ (P171p Landen),
schaap:
sxōp (P171p Landen),
sxǭp (P171p Landen)
|
Bedoeld wordt het schaap in het algemeen, niet geslachtelijk onderscheiden. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b, 2c; L 45, 21; L 38, 40; L 6, 25; S 30; A 14, 21; A 2, 1; G V, m3; Gwn 5, 13 add.; monogr.]
I-12
|
28873 |
schaar |
scheer:
sxē̜r (P171p Landen)
|
Schaar, gereedschap van kleermaker en naaister. Een goede schaar is gemaakt van staal en ijzer. Het snijvlak van de schaar moet van staal vervaardigd zijn. Het bovenoog, waarin de duim rust, is kleiner en ronder dan het onderoog waarin de vingers rusten (Papenhuyzen III, pag. 9). In dit lemma zijn de vragen ø̄Hoe noemt u de schaar in het algemeen?ø̄ (N 59, 16a), ø̄Hoe noemt u de grote schaar?ø̄ (N 59, 16b), en ø̄Hoe noemt u de kleine schaar?ø̄ (N 59, 16c) samengevoegd. Binnen dit lemma zijn de antwoorden onderverdeeld in drie groepen die beantwoorden aan de driedelige vraagstelling. Zie afb. 8. [N 59, 16a; N 59, 16b; N 59, 16c; N 62, 54; L 45, 14; L A2, 317; Gi 1.IV, 22; MW; S 30; monogr.]
II-7
|
34494 |
scharrelen |
dabben:
dabǝ (P171p Landen),
dabǝn (P171p Landen)
|
De kippen dabben en scharren in de grond om wormen, insecten en dergelijke te vinden. [N 19, 61a; L 33, 20; monogr.]
I-12
|
21365 |
schieten |
schieten:
sxīətən (P171p Landen)
|
schieten [ZND A2 (1940sq)]
III-3-1
|
19765 |
schilderij |
schilderij:
schilderei (P171p Landen)
|
Schilderij. [Willems (1885)]
III-3-2
|
21244 |
schip |
schip:
e schip twie schepe (P171p Landen),
ə sxip twi sxēp (P171p Landen),
ə sxip, twīə sxēp (P171p Landen)
|
een schip, twee schepen [ZND 42 (1943)], [ZND A2 (1940sq)]
III-3-1
|
21277 |
school |
school:
de kinderen zen nou de school (P171p Landen),
də kiŋər zenot sxōul (P171p Landen)
|
de kinderen zijn naar school [ZND 42 (1943)]
III-3-1
|