31196 |
smidsgereedschap |
gerief:
grīf (P171p Landen),
getuig:
gǝtø̜jx (P171p Landen)
|
De algemene benaming voor al het gereedschap van de smid. [L 19A, 13; monogr.]
II-11
|
21237 |
sneltrein |
blok:
blok (P171p Landen),
expres (<fr.):
en express (P171p Landen),
ənən eͅxpreͅs (P171p Landen),
⁄n expres (P171p Landen)
|
Sneltrein. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
17590 |
snuit |
snuit:
snāt (P171p Landen)
|
[N 19, 25; N 76, 11; L 7, 8; JG 1a]
I-12
|
21289 |
soldaten |
soldaten:
de soldaote moette saluère (P171p Landen)
|
De soldaten moeten groeten (met de hand aan de muts) [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
22384 |
speelkaart |
kaart:
kaoit (P171p Landen)
|
Kaart. [Willems (1885)]
III-3-2
|
22841 |
spel (alg.) |
spel:
spael (P171p Landen)
|
Spel. [Willems (1885)]
III-3-2
|
18390 |
speld |
spelde:
spęl (P171p Landen),
spɛl (P171p Landen)
|
Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.]
II-7
|
28970 |
spelden |
vastspeten:
vastspētǝ (P171p Landen)
|
Met spelden stukken kleding of panden aan elkaar vastspelden. [N 59, 74; L 7, 20; S 34]
II-7
|
28884 |
speldenkussen |
speldenkussen:
spęlǝkø̜sǝ (P171p Landen)
|
Kussentje waarop men de spelden en naalden steekt. De informant van Q 198 merkt op dat hij de naalden op zijn vest (kamizool) of op een stukje stof aan de muur speldde. Zie afb. 11. [N 59, 13a; N 62 68; L 45, 19; Gi 1.IV, 64; MW; monogr]
II-7
|
22383 |
spelen (alg.) |
spelen:
spêle (P171p Landen)
|
Spelen. [Willems (1885)]
III-3-2
|