34536 |
ei zonder schaal |
ei zonder schaal:
ē zondǝr sxou̯l (P171p Landen),
lijsteier (mv.):
lęi̯sē̜r (P171p Landen)
|
Ei dat alleen door een vlies is omgeven en dat geen schaal heeft. [N 19, 54a; N 7, 11; JG 1b, 1c, 2c; L 5, 80; Vld.; L B2, 366; monogr.]
I-12
|
28846 |
elastiek |
elastiek:
elastek (P171p Landen),
kattepees:
kattepees (P171p Landen),
lijp:
lē̜p (P171p Landen),
lęjp (P171p Landen)
|
Band- of koordvormig stuk gummi. Elastiek komt voor als enkele draad of als gevlochten of geweven band, in verschillende breedten, en het kent vele toepassingen. [N 59, 42; N 62, 61; L 34, 86; MW; monogr.]
II-7
|
21257 |
elektrische tram |
elektrieken tram:
eletrikke tram (P171p Landen),
elətriken tram (P171p Landen),
elektrische tram:
electrische tram (P171p Landen),
tram bet de elektriek:
tram be de elletrik (P171p Landen)
|
Een electrische tram. [ZND 34 (1940)]
III-3-1
|
28827 |
entre-deux |
entre-deux:
ãtrǝdø (P171p Landen),
entre-deux (P171p Landen)
|
Kanten tussenzetsel in een gordijn, een schort, een kleed enz. [N 62, 81b; N 62, 81a; L 35, 5]
II-7
|
21204 |
envelop |
envelop (<fr.):
amveloppe (P171p Landen),
een envelop (P171p Landen),
ənən amvəlop (P171p Landen),
omslag:
ənən ymslax (P171p Landen)
|
een omslag (van een brief) [ZND 39 (1942)]
III-3-1
|
21127 |
fiets |
fiets:
en fits (P171p Landen),
fits (P171p Landen),
velo:
ene velo (P171p Landen),
vèlo (P171p Landen),
əne veilauw (P171p Landen),
ənə vēlōū (P171p Landen),
mannelijk
de vijlo (P171p Landen)
|
Fiets. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
21259 |
fietser |
veloman:
de twie velomanner kruisen melkander (P171p Landen),
velomanner onduidelijk
de twie velomanner kruisen mekoar (P171p Landen),
velorijder:
de twie vèlerejers krösen elkaar (P171p Landen)
|
De twee fietsers kruisen elkaar, [ZND 29 (1938)]
III-3-1
|
22994 |
fluit |
fluit:
fleut (P171p Landen),
fluitje:
flökke (P171p Landen)
|
Fluit. [Willems (1885)]
III-3-2
|
22995 |
fluiten |
fluiten:
fleute (P171p Landen)
|
Fluiten. [Willems (1885)]
III-3-2
|
28760 |
fluweel, velours |
fluweel:
flywęjl (P171p Landen),
velours:
flūr (P171p Landen)
|
Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.]
II-7
|