33182 |
inleggen (in een voor) |
inleggen:
enlęgǝ (L422p Lanklaar),
leggen:
lęgǝ(n) (L422p Lanklaar)
|
Voor de fonetische documentatie van de typen poten en planten zie het lemma Poten; het verspreidingsgebied van zetten in dit lemma komt niet overeen met dat in het lemma Poten; het type is hier dan ook gedocumenteerd. [N 12, 11; JG 1a, 1b; monogr.]
I-5
|
19524 |
inmaakpot |
roompot:
om zuurkool te bewaren
rōͅu̯mpoͅt (L422p Lanklaar)
|
pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21650 |
inmijner? (wbd) |
verkoper:
ps. omgespeld volgens Frings.
vərkōͅu̯pər (L422p Lanklaar)
|
Heeft men voor de persoon bedoeld in de vorige vraag nog een bepaalde naam? [N 21 (1963)]
III-3-1
|
25607 |
inschieten |
inschieten:
ensxētǝn (L422p Lanklaar)
|
Het deegbrood in de oven plaatsen. Een bij het werkwoord opgegeven object "brood", "deeg" e.d. wordt niet gedocumenteerd evenmin de bepaling "in de oven". [N 29, 45a; L 40, 13b; N 29, 30b; monogr.; OB 2, 2d]
II-1
|
25236 |
inslaan, van de bliksem gezegd |
de bliksem slaat in:
də bleksəm sløt en (L422p Lanklaar),
inslaan:
insloan
enslôən (L422p Lanklaar)
|
inslaan, gezegd van de bliksem [afvellen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
34001 |
inspannen |
inspannen:
enspanǝ (L422p Lanklaar)
|
Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74]
I-10
|
28133 |
instorting |
(é)boulement:
bulmɛnt (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Domaniale]),
bulǝmɛnt (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Eisden])
|
Het plots inzakken van het dak van de mijngang of een instorting in een galerij of steengang. [N 95, 901; N 95, 929; N 95, 843; monogr.; Vwo 172; Vwo 398]
II-5
|
28173 |
intrekkende schacht, instromingsschacht |
schacht één:
schacht één (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Eisden])
|
De schacht waarlangs de verse lucht het ondergrondse gedeelte van de mijn wordt binnengevoerd. De opgaven "beur één", "put één" en "schacht één" duiden het nummer aan van de schacht die op de desbetreffende mijn als instromingsschacht wordt gebruikt. Zo vermeldt de invuller uit L 417 dat men op de mijnen in Zwartberg en Waterschei de oneven nummers voor de intrekkende schachten gebruikt, terwijl men de uitstromingsschachten even nummers geeft. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma Luchtstroom. De fonetische documentatie van het woord (schacht) vindt men in het lemma Schacht. [N 95, 205; monogr.]
II-5
|
20827 |
inzouten |
zouten:
zante (L422p Lanklaar)
|
zouten [ZND 08 (1925)]
III-2-3
|
21562 |
italiaan |
italianer:
dat is eine Italieiner (L422p Lanklaar)
|
Dat is een Italiaan. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|