e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L422p plaats=Lanklaar

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
inleggen (in een voor) inleggen: enlęgǝ (Lanklaar), leggen: lęgǝ(n) (Lanklaar) Voor de fonetische documentatie van de typen poten en planten zie het lemma Poten; het verspreidingsgebied van zetten in dit lemma komt niet overeen met dat in het lemma Poten; het type is hier dan ook gedocumenteerd. [N 12, 11; JG 1a, 1b; monogr.] I-5
inmaakpot roompot: om zuurkool te bewaren  rōͅu̯mpoͅt (Lanklaar) pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
inmijner? (wbd) verkoper: ps. omgespeld volgens Frings.  vərkōͅu̯pər (Lanklaar) Heeft men voor de persoon bedoeld in de vorige vraag nog een bepaalde naam? [N 21 (1963)] III-3-1
inschieten inschieten: ensxētǝn (Lanklaar) Het deegbrood in de oven plaatsen. Een bij het werkwoord opgegeven object "brood", "deeg" e.d. wordt niet gedocumenteerd evenmin de bepaling "in de oven". [N 29, 45a; L 40, 13b; N 29, 30b; monogr.; OB 2, 2d] II-1
inslaan, van de bliksem gezegd de bliksem slaat in: də bleksəm sløt en (Lanklaar), inslaan: insloan  enslôən (Lanklaar) inslaan, gezegd van de bliksem [afvellen] [N 22 (1963)] III-4-4
inspannen inspannen: enspanǝ (Lanklaar) Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74] I-10
instorting (é)boulement: bulmɛnt (Lanklaar  [(Eisden)]   [Domaniale]), bulǝmɛnt (Lanklaar  [(Eisden)]   [Eisden]) Het plots inzakken van het dak van de mijngang of een instorting in een galerij of steengang. [N 95, 901; N 95, 929; N 95, 843; monogr.; Vwo 172; Vwo 398] II-5
intrekkende schacht, instromingsschacht schacht één: schacht één (Lanklaar  [(Eisden)]   [Eisden]) De schacht waarlangs de verse lucht het ondergrondse gedeelte van de mijn wordt binnengevoerd. De opgaven "beur één", "put één" en "schacht één" duiden het nummer aan van de schacht die op de desbetreffende mijn als instromingsschacht wordt gebruikt. Zo vermeldt de invuller uit L 417 dat men op de mijnen in Zwartberg en Waterschei de oneven nummers voor de intrekkende schachten gebruikt, terwijl men de uitstromingsschachten even nummers geeft. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma Luchtstroom. De fonetische documentatie van het woord (schacht) vindt men in het lemma Schacht. [N 95, 205; monogr.] II-5
inzouten zouten: zante (Lanklaar) zouten [ZND 08 (1925)] III-2-3
italiaan italianer: dat is eine Italieiner (Lanklaar) Dat is een Italiaan. [ZND 36 (1941)] III-3-1