e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L422p plaats=Lanklaar

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
silicose, stoflongen stoflongen: stoflongen (Lanklaar  [(Eisden)]   [Maurits]) Stoflongziekte. Bij mijnwerkers voorkomende beroepsziekte, bestaande in het afzetten van steenstof in de longen. [N 95, 962; N 95, 963; monogr.] II-5
sinaasappel appelsien: appelseen (Lanklaar) sinaasappel [ZND 40 (1942)] III-2-3
singel singel: se.ŋǝl (Lanklaar) Riem die het zadel op zijn plaats houdt. Hij is aan de zijkanten van het zadel vastgehecht en wordt onder de buik van het paard door middel van een gesp gesloten. [JG 1a, 1b; N 13, 72; monogr.] I-10
singel voor de paardedeken singel: seŋǝl (Lanklaar) Riem rond de buik van het paard die dient om de paardedeken op zijn plaats te houden. [N 13, 92] I-10
sint-maarten sint-maarten: sint marte (Lanklaar) Sint-Maarten. [ZND 38 (1942)] III-3-2
sint-maartensvuur sint-maartensvuur: st maartensvuur (Lanklaar, ... ) Welk jaarvuur kent (kende) men bij u (b.v. Vasten-, Paas-, of St.-Maartensvuur)? [ZND 17 (1935)] III-3-2, III-3-3
sint-pieter te rome sint-pieter: sint pieter (Lanklaar) Sint-Pieter. [ZND 40 (1942)] III-3-3
sintel kroef: kro.f (Lanklaar), sinkel: zinkele (Lanklaar), sintel: zenšəl (Lanklaar), zentšələ (Lanklaar) Geheel of halfuitgebrand samengesmolten stuk steenkool (sintel, singel, slak) [N 79 (1979)] || Hoe heet het overblijfsel van verbrande kolen dat nog eens kan branden ? [ZND 42 (1943)] || Hoe heten de aaneengeklonterde stukken as die in de kachel overblijven ? [ZND 42 (1943)] III-2-1
sinterklaas sinterklaas: sintërkloas (Lanklaar, ... ) Sint-Niklaas. [ZND 06 (1924)] III-3-2, III-3-3
sjacheraar sjachelaar: ps. omgespeld volgens Frings.  šaxəlēͅər (Lanklaar), sjacheraar: ps. omgespeld volgens Frings.  šaxərēͅr (Lanklaar) sjacheraar: Iemand die zich aan minderwaardige handel bezondigt [sjatser, sjacheléér? enz.] [N 21 (1963)] III-3-1