e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L422p plaats=Lanklaar

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
van boven naar beneden kool delven afbouwen: afbouwen (Lanklaar  [(Eisden)]   [Domaniale]) Doorgaans geeft men de voorkeur aan het werken van onder naar boven in een koollaag, omdat dan o.a. het scheppen van de kolen het gemakkelijkst is. Alleen wanneer men daardoor gunstiger ten opzichte van de splijtvlakken komt te zitten of wanneer de helling van de koollaag groter is dan 25 graden, zal men in dalende richting of van boven naar beneden werken (Driessen pag. 158). Dit gebeurt ook, volgens de informant van Q 113, als de laag zeer dik is. [N 95, 520] II-5
van de leg afraken uitgelegd (volt. deelw.): ūtxǝlaxt (Lanklaar), van de leg af: van dǝ lęk āf (Lanklaar) [N 19, 50b; N 19, Q 111 add.; monogr.] I-12
van katoen geven buzze geven, kemp,: dè guft nogal ketoen (Lanklaar) welke uitdrukkingen kent uw dialect om te zeggen dat we er kracht of drift moeten achter zetten om klaar te komen; sommige dialecten zeggen b.v. we zullen moeten katoen geven (of: hem katoen geven, of: van katoen geven), lament geven [ZND 41 (1943)] III-1-4
van veren wisselen ruiven: rø̜i̯vǝ (Lanklaar), ruizelen: ry.zǝlǝ (Lanklaar), ry.zǝlǝn (Lanklaar), ryzǝlǝ (Lanklaar), rȳzǝlǝ (Lanklaar), rȳzǝlǝn (Lanklaar) [N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.] I-12
vangplooi melkspiegel: mɛlǝkspigǝl (Lanklaar), vlim: vlēm (Lanklaar) Huidplooi tussen lies en uier. [N 3A, 115] I-11
vangwerk klauwen: klauwen (Lanklaar  [(Eisden)]   [Winterslag, Waterschei]) Inrichting aan de liftkooi die dient om bij kabelbreuk het neerstorten van de kooi te verhinderen. [N 95, 91; monogr.] II-5
vanzelfsprekend natuurlijk: dat is neteurlek (Lanklaar) Dat is natuurlijk. [ZND 37 (1941)] III-1-4
varen varen: opəzīvarə (Lanklaar, ... ), vaarë (Lanklaar, ... ), vyrə (Lanklaar, ... ) op zee varen [ZND A1 (1940sq)] || varen [ZND 08 (1925)], [ZND m] III-3-1
varken varken: vęrkǝ (Lanklaar), vɛ.rǝkǝ (Lanklaar), vɛrkǝ (Lanklaar) Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s] I-12
varken (bijzondere namen) kuus: kuš (Lanklaar), kūš (Lanklaar) In de Nijmeegse vragenlijst 19 vraag 2 werd gevraagd: "Kent uw dialect bijzondere namen voor varken?" In het lemma ''varken'' (1.1.1) zijn de algemene benamingen voor het varken ondergebracht; in dit lemma de bijzondere. Er is overlapping in de naamgeving. [N 19, 2; monogr.; Vld] I-12