e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L422p plaats=Lanklaar

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vijf-guldenstuk vijf-guldenstuk: ps. omgespeld volgens Frings.  vīfgø͂ͅljə stək (Lanklaar) vijf-guldenstuk, een ~ [N 21 (1963)] III-3-1
vijfentwintig centiem kwartje: 25 ct.  ə kwārt⁄ə (Lanklaar) dialectnamen van de kleinste geldstukken (met waarde) [ZND B2 (1940sq)] III-3-1
vijftig frank vijftig: ps. omgespeld volgens Frings.  fiftəx (Lanklaar), vijftig frank: ps. omgespeld volgens Frings.  fīfteg frang (Lanklaar) 50 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)] III-3-1
vijver wijert: węjǝrt (Lanklaar) Kleine, natuurlijke of (meest) gegraven, vaak omsloten waterplas. Vroeger groef men vaak vijvers om er vis in te houden. Tegenwoordig is de vijver vaak een deel van een park- of tuinaanleg. [R 7, 18; S 40; A 20, 1e; L 8, 47; monogr.] I-8
vinden vinden: ven`ə (Lanklaar) vinden [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
vinger vinger: ənə viŋər (Lanklaar) een vinger [znd A1 (1940sq)] III-1-1
vingerlid lid: lieit van eine vinger (Lanklaar) lid van de vinger [ZND 37 (1941)] III-1-1
vingers (spotnamen) duimen: dumə (Lanklaar), klauwen: klauwə (Lanklaar) vingers (spotbenamingen) [pinke, finkels, fikke, pingels, kluntjesvingers, de 10 geboden] [N 10 (1961)] III-1-1
vink vink: Frings; half lang als lang omgespeld  veͅŋk (Lanklaar) vink (15 overal bekend; man heeft roodachtige borst; witte strepen op vleugel en in staart; broedt in het hout; zeer veel op trek; kooivogel [N 09 (1961)] III-4-1
viooltje viooltje: vieulke (Lanklaar) Viola, Fr. violette [ZND 34 (1940)] I-7