e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L422p plaats=Lanklaar

Overzicht

Gevonden: 4196
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
duur duur: dør (Lanklaar, ... ) duur [ZND A2 (1940sq)] || duur (hoge kostprijs) [ZND m] III-3-1
duwen duwen: dujjë (Lanklaar) duwen [ZND 01 (1922)] III-1-2
duwer van de aanaardhandploeg staart: start (Lanklaar) Zie de toelichting bij het lemma Aanaardhandploeg. [N 18, 46c] I-5
dwaallicht dwaallicht: dwaalleecht (Lanklaar), dwaallichtje: ə dwālēxt⁄ə (Lanklaar) Dwaallicht (vlammetje boven een moeras, Fr. feu follet). [ZND 05 (1924)] || Een dwaallicht (Fr. feu follet). [ZND B2 (1940sq)] III-3-3
dwarsbalk van de hooihark dwarsbalk: dwarsbalǝk (Lanklaar), kop: kǫp (Lanklaar) De balk van de hooihark waarin de tanden zijn bevestigd; zie afbeelding 11, b. De instabiliteit van de heteroniemen wijst erop dat het begrip amper tot de eigenlijke landbouwterminologie is doorgedrongen. [N 18, 92b] I-3
dwarsbalkjes, egscheien lichte balken: lextǝ bɛ.lǝk (Lanklaar) De dunnere verbindingsstukken tussen de hoofdbalkjes van deeg. Deze kunnen ook van tanden zijn voorzien, vooral als het de oude driehoekige eg betreft. Voor de plaatsen waar men voor deze scheien geen aparte term gebruikt, zie men het lemma ''de gezamenlijke balken van de eg''. [JG 1a + 1b; N 11, 69b; N 11A, 155b; monogr.] I-2
dwarsdrijven dwarsdrijven: tweeërsdrievë (Lanklaar) dwarsdrijven [ZND 01 (1922)] III-1-4
dwarsdrijver dwarsdrijver: tweeërsdrievër (Lanklaar), vregelaar: vreijëlêr (Lanklaar) dwarsdrijver [ZND 01 (1922)] III-1-4
dwarsligger bille: bil (Lanklaar  [(Eisden)]  ) Houten of ijzeren dwarsligger waarop de spoorstaven worden bevestigd. De vormen "sousguide" en "travers" worden in de Belgische mijnen voornamelijk ondergronds gebruikt, terwijl men bovengronds meestal van "bille" spreekt (Vanwonterghem pag. 202). [N 95, 709; monogr.; Vwo 132; Vwo 300; Vwo 722; Vwo 790] II-5
dwarspijler dwarspijler: dwarspijler (Lanklaar  [(Eisden)]   [Maurits]) Pijler die evenwijdig aan de strijkrichting van de koollaag ligt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -(pijler) het lemma Pijler. [N 95, 480; N 95, 286] II-5