e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L422p plaats=Lanklaar

Overzicht

Gevonden: 4196
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gat in een klein dakschild uilegat: ūlǝgāt (Lanklaar) In het kleine dakschild (boven de korte gevel) van een schilddak treffen we vaak een gat (soms een luik) aan om de zolder te beluchten en te belichten. De benamingen zijn vaak, vanwege functionele overeenkomst, dezelfde als voor het venster onder een dakwelving (zie dat lemma, 4.2.13). [N 4A, 45a; N 4, 26c] I-6
gat, opening gat: gaat (Lanklaar) gat [ZND 01 (1922)] III-4-4
gauwdief gauwdief: gauwdeef (Lanklaar) gauwdief [ZND 01 (1922)] III-3-1
gazon gazon: gazo͂ͅ (Lanklaar) Onderhouden grasveld (bleek, gazon, gruis) [N 79 (1979)] III-2-1
gebakje pat-tje: pətēkə (Lanklaar) Gebakje (buntje, taartje, gatoke?) [N 16 (1962)] III-2-3
gebakken aardappelen aardappelenschijven: ēͅrpələšivə (Lanklaar) In schijfjes gebakken aardappelen (erpel in de pan, kosjes, petatteschijfkes?) [N 16 (1962)] III-2-3
gebit gebit: gǝbit (Lanklaar), tanden: tan (Lanklaar) Het geheel van alle tanden en kiezen van een paard. [JG 1a, 1b; N 8, 17 en 18b] || hij heeft een goed gebit [ZND 35 (1941)] I-9, III-1-1
geboorteomhulsel van een veulen net: nęt (Lanklaar) Het vruchtvlies dat na de geboorte van het veulen afkomt. Als de merrie het veulen alleen ter wereld brengt, stikt het veulen meestal in de zak, die zo sterk is, dat hij met behulp van een mes of scherp voorwerp geopend moet worden. [N 8, 54, 55 en 56] I-9
gebouw gebouw: gəbōu̯ (Lanklaar, ... ) een nieuw gebouw [ZND 35 (1941)] || gebouw [ZND 12 (1926)] III-2-1
gebreide kous strikhoos: strekhās (Lanklaar) breikous [sjtrikhaos, strikkous] [N 24 (1964)] III-1-3