18939 |
gereed |
gereed:
bestə gərijt mətə weͅrk (L422p Lanklaar),
klaar:
kloar (L422p Lanklaar),
klōͅr (L422p Lanklaar),
vaardig:
⁄ət ētə is vērdix (L422p Lanklaar)
|
gereed (vaardig): het eten is gereed [ZND B2 (1940sq)] || gereed: zijt ge gereed met uw werk ? [ZND B2 (1940sq)] || klaar [ZND 01 (1922)], [ZND A2 (1940sq)]
III-1-4
|
26729 |
gereedschap |
materiaal:
materiaal (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Maurits])
|
Algemene benaming voor het gereedschap. [N 95, 721; N 95, 724; N 95, 727; monogr.]
II-5
|
28147 |
gereedschap inleveren |
materiaal binnendoen:
materiaal binnendoen (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Maurits])
|
Werktuigen bijvoorbeeld voor reparatie inleveren. De plaatselijke term voor "gereedschap" vindt men in het lemma Gereedschap. [N 95, 724]
II-5
|
27322 |
gereedschapskist |
kist:
kist (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Kist waarin de mijnwerker zijn materiaal kan opbergen. De "geschierkist" (Q 21) werd op de mijn Maurits gebruikt door de post-stutter. Een gereedschapskist in een pijler werd daar "pinnenkist" genoemd. Voor de fonetische documentatie van de tussen haken geplaatste woorddelen zie men het lemma Gereedschap. [N 95, 704; monogr.]
II-5
|
28146 |
gereedschapsmagazijn |
magazijn:
magazin (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Eisden])
|
Ruimte ondergronds waar het gereedschap aan de mijnwerkers wordt uitgereikt en na gebruik weer wordt opgeborgen. [N 95, 727]
II-5
|
28148 |
gereedschapswerkplaats |
smids:
smids (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Bovengrondse werkplaats waar gereedschap wordt hersteld. [N 95, 728]
II-5
|
19091 |
gerieflijk |
gerieflijk:
⁄n gereefelijk hoes (L422p Lanklaar)
|
Gerieflijk huis. [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
34240 |
geronnen melk |
zure melk:
zōr męlk (L422p Lanklaar)
|
Melk die door het lange staan dik en zuur is geworden. [L 2, 7; A 7, 15; monogr.]
I-11
|
32979 |
gerst |
gerst:
gēǝ.s (L422p Lanklaar),
gīǝ.rs (L422p Lanklaar)
|
Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.]
I-4
|
18312 |
geruite jurk |
ruitjeskleed:
rūtjəskleͅit (L422p Lanklaar)
|
jurk van geruite stof [ruutekeskleid] [N 24 (1964)]
III-1-3
|