25060 |
grote hoeveelheid, hoop |
hoop:
houp (L422p Lanklaar),
huip (L422p Lanklaar),
hoop (drek):
oͅwp (dreͅk) (L422p Lanklaar),
vracht:
vrax (L422p Lanklaar)
|
grote hoeveelheid (bezie, hoop, pook, tas, klamp, kluts, krooi, berm, kluft, bres, mouk, del) [ZND B2 (1940sq)] || hoop [ZND 01 (1922)] || onbepaalde grote hoeveelheid (vracht) [ZND A1 (1940sq)]
III-4-4
|
22504 |
grote knikker |
bam:
ən bàm (L422p Lanklaar)
|
Een dikke glazen knikker. [ZND B1 (1940sq)]
III-3-2
|
24165 |
grote lijster |
grote lijster:
Frings; half lang als lang omgespeld
grūətə listər (L422p Lanklaar)
|
grote lijster (27 forse vogel; vlekken vallen meer op dan bij zanglijster [019]; krachtige vlucht; ook op trek; broedt tegenwoordig ook bij woningen; luide zang en nest lijken op merel [018]; roep is hard geratel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
19502 |
grote schoonmaak |
grote poets:
groete pots (L422p Lanklaar),
poets:
pots (L422p Lanklaar)
|
Hoe noemt u de najaarsschoonmaak? [N105 (2000)] || Hoe noemt u de voorjaarsschoonmaak? [N105 (2000)]
III-2-1
|
19103 |
guit, schalk |
snaak:
ook materiaal znd 24, 35
snaak (L422p Lanklaar),
strop:
ook materiaal znd 24, 35
ströp (L422p Lanklaar)
|
guit (grappenmaker) [ZND 24 (1937)]
III-1-4
|
21331 |
gulden |
gulden:
geulje (L422p Lanklaar),
göljë (L422p Lanklaar),
gøͅlə (L422p Lanklaar),
ənə gølə (L422p Lanklaar),
ps. omgespeld volgens Frings.
gø͂ͅljə (L422p Lanklaar)
|
een gulden [ZND A1 (1940sq)] || gulden [ZND 01 (1922)], [ZND 35 (1941)] || gulden, een ~ [kent uw dialect ook namen als piek, pieterman of andere?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
23267 |
gulden mis |
gulden mis:
de geulje mes (L422p Lanklaar)
|
Gulden mis (op Quatertemper woensdag in de advent). [ZND 35 (1941)]
III-3-3
|
18541 |
gulp van een broek |
contre-sous patte (fr.):
het deel met de knoopsgaten [sic contre+sous+pat(te)]
kontərsupa.t (L422p Lanklaar),
knopenstuk:
knoͅupəstøͅk (L422p Lanklaar),
rits:
retš (L422p Lanklaar),
sous patte (fr.):
het deel met de knoopsgaten [sic]
supa.t (L422p Lanklaar)
|
gulp, met knoopjes te sluiten voorsplit [rötsj, fluitje] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
19075 |
gunnen |
verkopen:
ps. omgespeld volgens Frings.
zə w"rt vərkoͅxt (L422p Lanklaar)
|
ze wordt gegund, i.v.m. de openbare verkoping van b.v. een boerderij [de boerderij gaat af?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34065 |
guste koe |
gustige vaars:
gø̜̄stegǝ vē̜rs (L422p Lanklaar)
|
Jong rund dat maar niet voor de eerste keer drachtig te krijgen is. [N 3A, 24]
I-11
|