e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanklaar

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grote hoeveelheid, hoop hoop: houp (Lanklaar), huip (Lanklaar), hoop (drek): oͅwp (dreͅk) (Lanklaar), vracht: vrax (Lanklaar) grote hoeveelheid (bezie, hoop, pook, tas, klamp, kluts, krooi, berm, kluft, bres, mouk, del) [ZND B2 (1940sq)] || hoop [ZND 01 (1922)] || onbepaalde grote hoeveelheid (vracht) [ZND A1 (1940sq)] III-4-4
grote knikker bam: ən bàm (Lanklaar) Een dikke glazen knikker. [ZND B1 (1940sq)] III-3-2
grote lijster grote lijster: Frings; half lang als lang omgespeld  grūətə listər (Lanklaar) grote lijster (27 forse vogel; vlekken vallen meer op dan bij zanglijster [019]; krachtige vlucht; ook op trek; broedt tegenwoordig ook bij woningen; luide zang en nest lijken op merel [018]; roep is hard geratel [N 09 (1961)] III-4-1
grote schoonmaak grote poets: groete pots (Lanklaar), poets: pots (Lanklaar) Hoe noemt u de najaarsschoonmaak? [N105 (2000)] || Hoe noemt u de voorjaarsschoonmaak? [N105 (2000)] III-2-1
guit, schalk snaak: ook materiaal znd 24, 35  snaak (Lanklaar), strop: ook materiaal znd 24, 35  ströp (Lanklaar) guit (grappenmaker) [ZND 24 (1937)] III-1-4
gulden gulden: geulje (Lanklaar), göljë (Lanklaar), gøͅlə (Lanklaar), ənə gølə (Lanklaar), ps. omgespeld volgens Frings.  gø͂ͅljə (Lanklaar) een gulden [ZND A1 (1940sq)] || gulden [ZND 01 (1922)], [ZND 35 (1941)] || gulden, een ~ [kent uw dialect ook namen als piek, pieterman of andere?] [N 21 (1963)] III-3-1
gulden mis gulden mis: de geulje mes (Lanklaar) Gulden mis (op Quatertemper woensdag in de advent). [ZND 35 (1941)] III-3-3
gulp van een broek contre-sous patte (fr.): het deel met de knoopsgaten [sic contre+sous+pat(te)]  kontərsupa.t (Lanklaar), knopenstuk: knoͅupəstøͅk (Lanklaar), rits: retš (Lanklaar), sous patte (fr.): het deel met de knoopsgaten [sic]  supa.t (Lanklaar) gulp, met knoopjes te sluiten voorsplit [rötsj, fluitje] [N 23 (1964)] III-1-3
gunnen verkopen: ps. omgespeld volgens Frings.  zə w"rt vərkoͅxt (Lanklaar) ze wordt gegund, i.v.m. de openbare verkoping van b.v. een boerderij [de boerderij gaat af?] [N 21 (1963)] III-3-1
guste koe gustige vaars: gø̜̄stegǝ vē̜rs (Lanklaar) Jong rund dat maar niet voor de eerste keer drachtig te krijgen is. [N 3A, 24] I-11