21541 |
halve frank |
half frankje:
ps. omgespeld volgens Frings.
au̯freͅŋskə (L422p Lanklaar),
halve frank:
ps. omgespeld volgens Frings.
halvə frang (L422p Lanklaar, ...
L422p Lanklaar)
|
oude zilveren munt van 50 centiem [N 21 (1963)] || wit metalen munt van 50 centiem [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21434 |
halve gulden |
halve gulden:
ps. omgespeld volgens Frings.
halvə gø͂ͅljə (L422p Lanklaar)
|
halve gulden, een ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20820 |
ham, hesp |
schink:
šeͅ.ŋk (L422p Lanklaar),
šeͅŋk (L422p Lanklaar)
|
ham [Goossens 1b (1960)] || hesp (onderscheid tussen voorste en achterste) [ZND B2 (1940sq)]
III-2-3
|
17659 |
hand |
hand:
and (L422p Lanklaar),
ant (L422p Lanklaar, ...
L422p Lanklaar),
hand (L422p Lanklaar)
|
een hand [ZND A1 (1940sq)] || hand [ZND 01 (1922)], [ZND m] || ik heb een splinter in mijn hand [ZND 07 (1924)]
III-1-1
|
17661 |
handen (kindernamen) |
polletjes:
poͅləkə (L422p Lanklaar)
|
hand: kinderwoorden (pol, polleke, poeleke] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17660 |
handen (spotnamen) |
klauwen:
klauwə (L422p Lanklaar),
schoppen:
šōpə (L422p Lanklaar)
|
[N 10 (1961)]
III-1-1
|
21519 |
handgeld |
handgeld:
ps. omgespeld volgens Frings.
antxeͅljt (L422p Lanklaar),
hantjgeͅlt (L422p Lanklaar)
|
eerste geld dat iemand ontvangt voor zijn waren [handsgeld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
28156 |
handhamer |
hamer:
hamer (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Zwartberg, Waterschei])
|
[N 95, 742; monogr.]
II-5
|
34566 |
handkar |
stootbak:
stūt˱bak (L422p Lanklaar
[(klein wagentje dat getrokken wordt om materiaal naar het veld te vervoeren)]
),
stootkar:
stuǝtkar (L422p Lanklaar)
|
Tweewielige kar die men met de handen voortduwt of trekt. Deze kar heeft twee bomen en zijplanken. [N 17, 15a; N G, 51; JG 1a + 1b; A 42, 4; monogr.]
I-13
|
28211 |
handlamp |
acculamp:
akylamp (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Eisden])
|
Elektrische handlamp, bestaande uit een pot, waarin een accu is ondergebracht en een kopstuk met een gloeilamp. [N 95, 251; monogr.]
II-5
|