e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanklaar

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huisakker akker: ākǝr (Lanklaar), geleg: gǝlē̜x (Lanklaar) Aan het erf grenzende akkergrond. [N 5AøIIŋ, 76d en 76e; N 6, 33a; A 10, 3 en 4; JG 1b, add.; L 19b, 1a; monogr.] I-8
huisjesslak slak: sleͅk (Lanklaar) huisjesslak [ZND B2 (1940sq)] III-4-2
huismus, mus huismus: Frings; half lang als lang omgespeld  usmøͅš (Lanklaar), mus: mösj (Lanklaar) huismus (14,5 overal bij de mensen door ieder gekend; wijfje geheel bruin [N 09 (1961)] || mus [ZND 01 (1922)] III-4-1
huisvlieg, vlieg huisvlieg: in notatie van Pieter G.  hoesvleeg (Lanklaar) vlieg, huis— [ZND 01 (1922)] III-4-2
huisvuil vuil: vūəl (Lanklaar), vuiligheid: vūəlexeͅi̯t (Lanklaar), vuilnis: vūlnes (Lanklaar) Huisvuil (rommel, rotzooi, vuiligheid, vuilnis, vuil, vullis, ruwenis) [N 79 (1979)] III-2-1
huisweide bleek: bleͅi̯k}* (Lanklaar), bleekwei: bleͅi̯kweͅi̯}* (Lanklaar), groes: grōs (Lanklaar), groesje: grøͅskə}* (Lanklaar) Onderhouden grasveld (bleek, gazon, gruis) [N 79 (1979)] I-7
huiszwaluw huiszwalvertje: Frings; half lang als lang omgespeld  ūszwɛlvərkə (Lanklaar) huiszwaluw (12,5 helemaal wit van onder; witte stuit; kleinest buiten tegen een woning of kerk [N 09 (1961)] III-4-1
huiveren bibberen: bebərə (Lanklaar), rijderen: rejərə (Lanklaar), réjërë (Lanklaar) huiveren [ZND 01 (1922)] || huiveren, bijv. van koe [grille, de griezel op het lijf krijge, rijeren] [N 10 (1961)] III-1-2
huiverig schuiverig: šuvərex (Lanklaar) huiverig [schuuverig] [N 10 (1961)] III-1-2
huivering schuivering: šuvəreŋ (Lanklaar) huivering [gril] [N 10 (1961)] III-1-2