18941 |
iemand iets verwijten |
verwijten:
īməsgeͅt vərwītə (L422p Lanklaar),
īməŋd geͅt vərwītə (L422p Lanklaar)
|
iemand verwijten [ZND B1 (1940sq)]
III-1-4
|
19295 |
iemand luidruchtig berispen |
schelden:
ma schult (L422p Lanklaar)
|
moeder zal kijven ! (in het oosten komt nog een oud woord tagge voor) [ZND 41 (1943)]
III-1-4
|
28263 |
iemand naar boven brengen |
(iemand) boven brengen:
(iemand) boven brengen (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Eisden]),
(iemand) opbrengen:
(iemand) opbrengen (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Eisden]),
(met iemand) naar boven gaan:
(met iemand) naar boven gaan (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden])
|
Een zieke, gewonde of verongelukte met behulp van de liftkooi uit het ondergrondse bedrijf naar boven brengen. [N 95, 717; N 95, 718; N 95, 719; N 95, 720]
II-5
|
19291 |
iemand prijzen |
bestuiten:
īməs bəsty(3)̄tə (L422p Lanklaar)
|
iemand prijzen of loven [ZND B1 (1940sq)]
III-1-4
|
19089 |
iemand uitschelden |
schelden:
up iemand chelje (L422p Lanklaar),
uitmaken:
iemend oetmaken (L422p Lanklaar)
|
Op iem. schelden, iem. uitschelden. Geef de gemeenzame uitdrukkingen op en zet tussen twee haakjes welke als "gemeen"of "plat"beschouwd worden. [ZND 34 (1940)]
III-1-4
|
21563 |
ijken |
ijken:
de gewichte ijke (L422p Lanklaar)
|
De gewichten ijken"(de gewichten van de winkeliers nazien of ze nog juist zijn). [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
17995 |
ijlen |
bazelen:
bazelen (L422p Lanklaar)
|
Ijlen: door koorts verward, onsamenhangend spreken (ijlen, bazelen, raaskallen, baageren, dolen). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
22756 |
ijsbaan |
keibaan:
kejbaan (L422p Lanklaar)
|
Een slierbaan (glijbaan op het ijs). [ZND 06 (1924)]
III-3-2
|
17942 |
ijsberen |
draaien:
dreͅjə (L422p Lanklaar)
|
lopen: zenuwachtig heen en weer lopen [drentele] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18639 |
ijsmuts |
ijsmuts:
īsməts (L422p Lanklaar)
|
ijsmuts [N 25 (1964)]
III-1-3
|