e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanklaar

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jenever jenever: zjëneevər (Lanklaar) jenever [ZND 01u (1924)] III-2-3
jeugd, jongelieden jongelui: jonglui (Lanklaar) jeugd, dat is goed voor de jeugd (de jonge lieden) [ZND 36 (1941)] III-2-2
jeuken jeuken: j"kə (Lanklaar), jéuëkë (Lanklaar), jøkə (Lanklaar) jeuken [ZND 01 (1922)], [ZND B1 (1940sq)] || jeuken, het begint te jeuken [öksele, euke, juike, juuke] [N 10 (1961)] III-1-2
jicht gicht: gicht (Lanklaar), gig (Lanklaar), jicht: jich (Lanklaar), jiX (Lanklaar) jicht [ZND 01 (1922)], [ZND A1 (1940sq)] || reumatiek: hoe heet de gewrichtspijn die vooral bij bejaarde mensen voorkomt (fr. rhumatisme) ? [ZND 42 (1943)] III-1-2
jong (bijv.nw.) jong: znd 1 a-m; znd 27, 46;  jŏĕnk (Lanklaar) jong; het kind is nog jong [ZND 27 (1938)] III-2-2
jong (bn.) jong: znd 1 a-m; znd 27, 46;  jŏĕnk (Lanklaar) jong; het kind is nog jong [ZND 01 (1922)] III-2-2
jong dat pas kan vliegen pieper: pi.pərs (Lanklaar), vlug: vløͅk (Lanklaar) Vlug jong. [Goossens 1b (1960)] III-3-2
jong en kaal vogeltje vogeltje: vy(3)̄əgəlkə (Lanklaar, ... ) vogeltje [ZND 04 (1924)] III-4-1
jong van een dier jong: joenk (Lanklaar), juŋk (Lanklaar) [R 12, 38; S 16; L 1a-m; L 27, 47a; monogr.]jong ve dier [ZND 01 (1922)] I-11, III-4-2
jong van een rund vaars: vē̜rs (Lanklaar) [N 3A, 4] I-11