e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanklaar

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
juffrouw juffrouw: jufvrouw (Lanklaar) juffrouw [ZND 01 (1922)] III-3-1
jumper casaquin (fr.): ka.zəkēͅ (Lanklaar) jumper, damesvest met mouwen en knopen [N 23 (1964)] III-1-3
jurk kleed: ketoene kleid (Lanklaar), kleͅit (Lanklaar), kleͅjt (Lanklaar) Een katoenen kleed. [ZND 41 (1943)] || jurk, japon, kleed van een vrouw [pon] [N 24 (1964)] || kleed [ZND A2 (1940sq)] III-1-3
jus, vleesnat saus: (vr.).  sau̯s (Lanklaar) Saus of jus (sop?) [N 16 (1962)] III-2-3
kaak kinnebak: kenəbak (Lanklaar) kaak [N 10b (1961)] III-1-1
kaakbeen(rand) raak: rā:k (Lanklaar) kaakrand waarin de tanden staan [raak] [N 10 (1961)] III-1-1
kaal (zijn), kaal hoofd hij laat de maan schijnen: hēͅə ly:tə mōͅn šinə (Lanklaar) kaal hoofd (hebben) (spotbenamingen) [kletskop, hij is bij het goevernement] [N 10 (1961)] III-1-1
kaal duivenjong kakjongen: kàkjoŋə (Lanklaar), kegeling: Achterblijver.  keͅgəleŋ (Lanklaar) Kaal duivejong. [Goossens 1b (1960)] III-3-2
kaam kaam/kamen: kø̜̄m (Lanklaar) Het wit gerimpeld of vlokkig vlies op wijn, bier, azijn, etc. dat wordt gevormd door een spruit- of gistzwam. [S 16; L 1 a-m; L 27, 53; monogr.] II-2
kaantjes krappelen: krappele (Lanklaar), krápələ (Lanklaar) Hoe heten de vetklonters, die overblijven, als runds of varkensvet wordt gesmolten? (kaan) [ZND 02 (1923)] || kanen [Goossens 1b (1960)] III-2-3