e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanklaar

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kalven kalven: kau̯vǝ (Lanklaar), kǫu̯vǝ (Lanklaar), kǭvǝ (Lanklaar) Een kalf ter wereld brengen, gezegd van de koe. [JG 1a, 1b; N 3A, 46; S 16; L 1a-m; monogr.] I-11
kalverhokje, kalverbak kalverbak: [kalver]bak (Lanklaar) In de koe- of de kalverstal kunnen een of meer kalveren vetgemest of alleen maar gestald worden in een speciaal daarvoor bestemde kooi, kist, bak of box, of gewoon achter een plank in een hoek van de stal. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (kalver-) het lemma "kalverstal" (2.2.3). [N 5A, 45a; monogr.] I-6
kalverjuk haam: hám (Lanklaar), juk: jōǝk (Lanklaar) Driehoekig raam om de nek van een kalf. [N 3A, 14f] I-11
kalverstal kalverstal: kǫu̯.vǝr[stal] (Lanklaar), kǭvǝr[stal] (Lanklaar) De stal of de ruimte in de koestal waar de kalveren staan. Meestal is er geen afzonderlijke ruimte als kalverstal; de kalveren staan in een hoek van de koestal en deze hoek voor de kalveren wordt "kalverstal" genoemd. Vandaar dat n.a.v. de vraag "kalverstal" voor L 213, 248, 298, 381b, 386, Q 1, 113 en 202 koestal en voor L 270, 312, Q 34 en 102 stal werd opgegeven. Er zijn voor de kalverstal ook wel benamingen in gebruik, waaruit de leeftijd van de kalveren spreekt. Voor opgaven die een voor een kalf bestemde kist, bak, kooi e.d. betreffen, zie men het lemma "kalverhokje, kalverbak" (2.2.4). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie ook de plattegronden in paragraaf 1.2. [A 10, 9b; L 38, 25; monogr.; add. uit N 5A, 45a en 47b] I-6
kam kam: kamp (Lanklaar), kamp - kem (Lanklaar), kāmp (Lanklaar) kam [ZND B1 (1940sq)] || kam (enkelvoud - meervoud) [ZND 01 (1922)] || kam, kammen (mv.) [ZND A1 (1940sq)] III-1-3
kamerjas kamerjas: kāmərja.s (Lanklaar) kamerjas [sjamberloe] [N 23 (1964)] III-1-3
kamerstoel kakkedoor: kakədōər (Lanklaar), kakstoel: kakstōəl (Lanklaar), nachtstoel: naxstōl (Lanklaar) Klein draagbaar gemak in de vorm van een stoel (gemakstoel, kakstoel, kamerstoel, kakkedoor, stilletje) [N 79 (1979)] III-2-1
kamizool kamizool (<fr.): betekenis: onderlijf met lange mouwen  kamezol (Lanklaar) kamizool, in de betekenis van soort kledingstuk; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] III-1-3
kammen kammen: kömmë (Lanklaar), kømə (Lanklaar) kammen [ZND 01 (1922)] || kammen (ww.) [ZND A1 (1940sq)] III-1-3
kanaal vaart: ənvart (Lanklaar) een vaart [ZND A1 (1940sq)] III-3-1