34170 |
kalven |
kalven:
kau̯vǝ (L422p Lanklaar),
kǫu̯vǝ (L422p Lanklaar),
kǭvǝ (L422p Lanklaar)
|
Een kalf ter wereld brengen, gezegd van de koe. [JG 1a, 1b; N 3A, 46; S 16; L 1a-m; monogr.]
I-11
|
33352 |
kalverhokje, kalverbak |
kalverbak:
[kalver]bak (L422p Lanklaar)
|
In de koe- of de kalverstal kunnen een of meer kalveren vetgemest of alleen maar gestald worden in een speciaal daarvoor bestemde kooi, kist, bak of box, of gewoon achter een plank in een hoek van de stal. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (kalver-) het lemma "kalverstal" (2.2.3). [N 5A, 45a; monogr.]
I-6
|
34224 |
kalverjuk |
haam:
hám (L422p Lanklaar),
juk:
jōǝk (L422p Lanklaar)
|
Driehoekig raam om de nek van een kalf. [N 3A, 14f]
I-11
|
33351 |
kalverstal |
kalverstal:
kǫu̯.vǝr[stal] (L422p Lanklaar),
kǭvǝr[stal] (L422p Lanklaar)
|
De stal of de ruimte in de koestal waar de kalveren staan. Meestal is er geen afzonderlijke ruimte als kalverstal; de kalveren staan in een hoek van de koestal en deze hoek voor de kalveren wordt "kalverstal" genoemd. Vandaar dat n.a.v. de vraag "kalverstal" voor L 213, 248, 298, 381b, 386, Q 1, 113 en 202 koestal en voor L 270, 312, Q 34 en 102 stal werd opgegeven. Er zijn voor de kalverstal ook wel benamingen in gebruik, waaruit de leeftijd van de kalveren spreekt. Voor opgaven die een voor een kalf bestemde kist, bak, kooi e.d. betreffen, zie men het lemma "kalverhokje, kalverbak" (2.2.4). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie ook de plattegronden in paragraaf 1.2. [A 10, 9b; L 38, 25; monogr.; add. uit N 5A, 45a en 47b]
I-6
|
18725 |
kam |
kam:
kamp (L422p Lanklaar),
kamp - kem (L422p Lanklaar),
kāmp (L422p Lanklaar)
|
kam [ZND B1 (1940sq)] || kam (enkelvoud - meervoud) [ZND 01 (1922)] || kam, kammen (mv.) [ZND A1 (1940sq)]
III-1-3
|
18564 |
kamerjas |
kamerjas:
kāmərja.s (L422p Lanklaar)
|
kamerjas [sjamberloe] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
19453 |
kamerstoel |
kakkedoor:
kakədōər (L422p Lanklaar),
kakstoel:
kakstōəl (L422p Lanklaar),
nachtstoel:
naxstōl (L422p Lanklaar)
|
Klein draagbaar gemak in de vorm van een stoel (gemakstoel, kakstoel, kamerstoel, kakkedoor, stilletje) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
18638 |
kamizool |
kamizool (<fr.):
betekenis: onderlijf met lange mouwen
kamezol (L422p Lanklaar)
|
kamizool, in de betekenis van soort kledingstuk; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18724 |
kammen |
kammen:
kömmë (L422p Lanklaar),
kømə (L422p Lanklaar)
|
kammen [ZND 01 (1922)] || kammen (ww.) [ZND A1 (1940sq)]
III-1-3
|
21173 |
kanaal |
vaart:
ənvart (L422p Lanklaar)
|
een vaart [ZND A1 (1940sq)]
III-3-1
|