e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
haam bretel: Broekgalg.  hâ-me (Wellen), bustehouder: spotnamen: Scherts. Mnl. hame, haem, ohd. hamo, nhd. Hamen; oorspr. bet.: omhulsel. Vgl. lichaam: lett. omhulsel van het (lic) vlees.  haam (Achel, ... ), geboorteomhulsel van een veulen:   hām (Maasbracht, ... ), haam:   hai̯m (Groot-Gelmen), ham (Margraten, ... ), hom (Rummen), hoǝm (Bevingen), hām (Achel, ... ), hōǝm (Alt-Hoeselt, ... ), hǭm (Aalst, ... ), hǭǝm (Leopoldsburg, ... ), ām (Boorsem, ... ), āǝm (Leopoldsburg), ǭm (Brustem, ... ), hefboom:   hām (Schinnen), houten raamwerk:   hou̯m (Zichen-Zussen-Bolder), hām (Kortessem, ... ), hō.m (Zichen-Zussen-Bolder), hǭm (Tongeren), hǭǝm (Jeuk), ām (Leut, ... ), kalverjuk:   hãm (Borgloon), hám (Lanklaar), hām (Baarlo, ... ), hǫǝm (Borgloon), hǭm (Oost-Maarland, ... ), āǝm (Rotem), kap aan de vlegelknuppel:   hǭm (Wellen), kort schortlint: Van Dale: II. haam (gew.), 1. bekleedsel van dikke stevige stof om de bovenrand van zakken; - 2. netvormig samenstel van touwtjes om de kop van een paard, dat men daaraan voortleidt...  də há͂mə (Borgloon), slachthout:   hǭm (Mal), ø̜m (Sint-Truiden), steenplank:   hām (Mesch  [(rustend op beide schouders)]  ) I-10, I-11, I-12, I-4, I-9, II-1, II-2, II-8, II-9, III-1-3