25890 |
hefboom |
balk:
balǝk (P056p Stokrooie),
boom van de sluis:
bǭ.m van dǝ slø̜js (Q095p Maastricht),
breekijzer:
bręǝkęǝzǝr (Q160a Haren),
haam:
hām (Q032p Schinnen),
handboom:
hantbōm (Q075p Vliermaalroot),
hant˱bum (P053p Berbroek, ...
P057p Kuringen,
P051p Lummen),
hant˱bő̜wm (Q159p Broekom, ...
P195p Gutschoven),
hānt˱bōm (Q077a Alt-Hoeselt, ...
Q071p Diepenbeek,
Q074p Kortessem),
hef:
hø̜f (L381b Peij),
hefbalk:
hęf˱balǝk (L362p Opitter),
hefboom:
hefboom (Q196a Banholt),
høfbǫwm (L387p Posterholt),
høf˱bum (P051p Lummen),
hø̜f˱bø̜j.m (L417p As),
hęfbǫwm (Q036p Nuth),
hęf˱bø̜j.m (L368p Neeroeteren, ...
L415p Opoeteren,
L361p Tongerlo),
hɛfbōm (Q253p Montzen),
hɛf˱bum (P050p Herk-de-Stad, ...
P058p Stevoort),
hɛf˱bő̜wm (P187p Berlingen, ...
Q160p Bommershoven,
P119p Sint-Lambrechts-Herk),
hɛf˱bǭ.m (Q188p Kanne, ...
Q088p Lanaken,
Q095p Maastricht,
Q180p Mal),
hefhout:
hɛfhǫwt (Q095p Maastricht),
hefijzer:
hɛf˱izǝr (Q188p Kanne, ...
Q088p Lanaken),
heftang:
hɛftaŋ (Q240p Lauw, ...
Q180p Mal),
hout:
hø̜j.t (L417p As, ...
L368p Neeroeteren),
hout van de sluis:
hōt [van de] slaws (Q077p Hoeselt),
racagnac:
rakáŋjak (Q000 Zie mijnen
[(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]
[Maurits]),
sluisboom:
slaws˱bōm (Q083p Bilzen),
slu.zbǫw.m (L372p Maaseik),
sly.zbø̜j.m (L416p Opglabbeek),
sluishout:
slyzhø̜j.t (L360p Bree, ...
L362p Opitter,
L415p Opoeteren),
stang:
staŋ (Q181p Sluizen),
wip:
wep (P050p Herk-de-Stad, ...
P051p Lummen)
|
De hefboom, onderdeel van de draaiboom, waarmee de ketel kan worden opgetild. Zie afb. 16. [N 57A, 4.8; N 57, 9 add.] || Hefboom van een zwikboor waarmee mijngaten worden geboord. De "racagnac" wordt verticaal bewogen en doet de boor draaien. Soms wordt de term bij uitbreiding wel eens gebruikt voor het hele toestel. Opgaven van het type "racagnac" komen ook voor in het lemma Stijlentrekker, omdat ook bij dit werktuig met behulp van een hefboom een heen- en weer gaande beweging wordt gemaakt. Volgens Haust (pag. 170) is de term een klanknabootsing. [Vwo 644] || Hefboom waarmee de sluis omhoog wordt getrokken wanneer het sluisijzer voorzien is van gaten. Zie ook afb. 68 en de toelichting bij het lemma ɛsluisijzerɛ.' [Vds 46; Jan 41; Coe 27; Grof 61]
II-2, II-3, II-5
|