29945 |
steenplank |
bredje:
bretjǝ (L210p Venray),
brikkenplank:
brekǝplaŋk (Q019p Beek, ...
Q083p Bilzen,
Q018p Geulle,
L364p Meeuwen,
Q090p Mopertingen,
Q099q Rothem,
Q098p Schimmert),
brekǝplāŋk (Q198a Mesch
[(op één schouder gedragen)]
, ...
Q197p Noorbeek,
Q197a Terlinden),
brikǝplaŋk (Q100p Houthem, ...
Q101p Valkenburg),
brīkǝplaŋk (Q003p Genk),
brikkenplankje:
brekǝplɛŋkskǝ (Q019p Beek, ...
Q097p Ulestraten),
brikplank:
brekplaŋk (Q095a Oud-Caberg),
draagplank:
drāxplaŋk (L291p Helden, ...
L292p Heythuysen,
Q028p Jabeek,
L316a Lozen,
L364p Meeuwen,
L321p Neeritter,
L290p Panningen,
L271p Venlo,
L289p Weert),
drǭxplaŋk (Q083p Bilzen, ...
P176p Sint-Truiden),
draagplankje:
drāxplɛŋkskǝ (L360p Bree, ...
L290p Panningen),
haam:
hām (Q198a Mesch
[(rustend op beide schouders)]
),
kraag:
krāx (L432p Susteren, ...
L270p Tegelen),
opperplank:
ōkǝrplaŋk (Q020p Sittard),
plank:
plaŋk (P176p Sint-Truiden, ...
Q117a Waubach),
plāŋk (Q193p Gronsveld, ...
Q194p Rijckholt),
plankje:
plɛŋkskǝ (L267p Maasbree),
steenbred:
stęjnbrēt (L382p Montfort),
štēbrɛt (Q121c Bleijerheide, ...
Q202p Eys,
Q113p Heerlen,
Q039p Hoensbroek,
Q121p Kerkrade,
Q117a Waubach),
štęj.nbrē̜.t (Q020p Sittard),
štęjnbrē̜t (Q111p Klimmen),
steenplank:
stijǝmplaŋk (K353p Tessenderlo),
stęjnplaŋk (L320a Ell, ...
L289b Leuken,
L318b Tungelroy,
L289p Weert),
stīnplaŋk (L414p Houthalen),
stīǝnplaŋk (K318p Berverlo, ...
P176p SintplaŋkTruiden),
štēnplaŋk (Q039p Hoensbroek),
štęjnplaŋk (L291p Helden, ...
Q111p Klimmen,
L290p Panningen),
steenplankje:
stējǝnplɛŋskǝn (K278p Lommel),
stɛnplē̜ŋkskǝ (L265p Meijel),
štęjnplę ̞ŋkskǝ (L330p Herten),
štęjnplɛŋkskǝ (L270p Tegelen),
stenenplank:
stījǝnǝplaŋk (K353p Tessenderlo),
štęjplaŋk (Q111p Klimmen),
vogel:
vōgǝl (Q162p Tongeren)
|
Houten plankje van 50 tot 60 cm lengte, waarin een uitsparing voor de hals is aangebracht. De steenplank wordt door de handlanger gebruikt om stenen naar de metselaar te brengen. De plank rust daarbij op één of beide schouders. Er bestaan ook uitvoeringen die aan de onderzijde voorzien zijn van een kussentje en waarbij aan één uiteinde een rechtopstaand plankje met handvat is bevestigd. Zie ook afb. 6. Volgens de invuller uit L 321 moest de draagplank minstens 15 cm diep zijn omdat hij anders niet om de hals van de sjouwer paste. Met de rechterhand werd tijdens het dragen de ladder vastgehouden, met de linkerhand de binnenkant van de volgeladen steenplank. [N 31, 16a; monogr.]
II-9
|