e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanklaar

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kniebeschermer knielap: knielap (Lanklaar  [(Eisden)]   [Emma]) Bescherming voor de knieēn, vooral noodzakelijk in lage pijlers. De "knielap" was volgens een invuller uit Q 121 van vilt, de "knieschoner" van leer. [N 95, 885; monogr.] II-5
kniezen kniezen: knéëzë (Lanklaar) kniezen [ZND 01 (1922)] III-1-4
knijpen knijpen: kniepe (Lanklaar), pitsen: pitsjë (Lanklaar) iemand in de arm nijpen [ZND 34 (1940)] || knellen [ZND 01 (1922)] III-1-2
knikken doorduwen: doorduwen (Lanklaar  [(Eisden)]   [Domaniale]) Gezegd van een stijl die door te zware belasting doorbuigt. [N 95, 357; monogr.] II-5
knikker huif: hyf (Lanklaar), øjf (Lanklaar), ən y(3)̄f (Lanklaar) Een knikker. [ZND B1 (1940sq)] || Knikker. [ZND 01 (1922)] || Knikker: de kleine (van steen of glas). [ZND 16 (1934)] III-3-2
knipogen oogjes knikken: uigskës knikkë (Lanklaar) knipogen [ZND 01 (1922)] III-1-1
knobbelzwaan zwaan: algemeen  zwāən (Lanklaar) zwaan: knobbelzwaan (152 dezelfde als de tamme zwaan [N 09 (1961)] III-4-1
knoflook knoflook: knoeflooëk (Lanklaar) look [ZND 01 (1922)] I-7
knokkelkuiltjes kuiltjes: kuulkes (Lanklaar) De deukjes op de gewrichten tussen de hand en de vinger (kuiltjes, koetjes, putjes) [N 106 (2001)] III-1-1
knol helle steen: hɛlǝ stęjn (Lanklaar  [(Eisden)]   [Zwartberg, Waterschei]), storingsgesteente: storingsgesteente (Lanklaar  [(Eisden)]   [Eisden]) Kleine, geweldig harde ijzersteenbol, ongeveer ter grootte van een vuist, die zich in de steenkool bevindt. De ijzersteenbol is vergelijkbaar met de klok maar kleiner van afmeting. Hij is vaak zo hard dat de pin van de luchthamer breekt wanneer hij op zulke bollen stoot (Lochtman pag. 89). [N 95, 529; monogr.; Vwo 424] II-5