e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanklaar

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
monteur ajusteur: ajystø̄r (Lanklaar  [(Eisden)]   [Zwartberg, Eisden]) Vakman op de mijn die machines, leidingen en apparaten ineenzet en ook repareert. [N 95, 147] II-5
mopperen grommelen: Korte oe.  groemëlë (Lanklaar) brommen [ZND 01 (1922)] III-1-4
morgengebed morgengebed: mörrëgëgëbed (Lanklaar) Morgengebed. [ZND 01 (1922)] III-3-3
morsen knoeien: knoeien (Lanklaar) Morsen: met vuiligheid knoeien (morsen, knoeien, slabben, brassen) [N 108 (2001)] III-1-2
mosterd mosterd: mŏstërd (Lanklaar) mosterd [ZND 01 (1922)] III-2-3
mot mot: ook in ZND 31, 038  mot (Lanklaar) mot [ZND 01 (1922)] III-4-2
motorraam slof: slof (Lanklaar  [(Eisden)]   [Eisden]) IJzeren raam waarop de motor van een schudgoot met bouten bevestigd kan worden. [N 95, 616] II-5
motregen, fijne regen motregen: motreieger (Lanklaar), moͅtrēͅngəl (Lanklaar), motrège  moͅtré̝gə (Lanklaar) motregen, stofregen [moef-, stief-, smook- naajersregen, stobber, mozel, mot, smies] [N 22 (1963)] || stofregen [ZND 38 (1942)] III-4-4
motregenen, licht regenen riemelen: het riemelt (Lanklaar), siebelen: sībəlt (Lanklaar), zemelen: zēmələn (Lanklaar), zeveren: zivere (Lanklaar), zivere  zeͅivərə (Lanklaar) beginnen te motregenen [te stieven, stiefregenen, mozelen, smossen, riezelen, ziebelen, zauwelen, netelen, zéémelen] [N 22 (1963)] || lichtjes regenen [sprenkelen, siebelen, zeiveren] [N 22 (1963)] || stofregenen [ZND 38 (1942)] III-4-4
mout mout: mawt (Lanklaar) Het op de eest of eestvloer gedroogde en eventueel geroosterde graan. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''eesten''. [N 35, 20; L 1a-m; L 1u, 166; S 5; Jan 14d; monogr.] II-2