e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanklaar

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mouw hazesprong: hāzǝssprǫŋk (Lanklaar), mouw: moew (Lanklaar) Gezwel, met name een vochtophoping, aan de achterzijde van het spronggewricht. Bij een jong paard kan een overvuld kniegewricht wel eens van voorbijgaande aard zijn, maar meestal is het een ernstige aandoening waarbij geen verbetering optreedt. Zie afbeelding 16. [A 48A, 54e; N 8, 32.10, 32.11, 90g, 90h, 90i en 90j; monogr.] || mouw [ZND 01 (1922)] I-9, III-1-3
mouw met kanten plooisel kanten mouw: ka.ntə muw (Lanklaar) mouw met kanten plooisel [lobmouw] [N 23 (1964)] III-1-3
mouwschort mantelscholk: mantəlšoͅlk (Lanklaar) schort met mouwen [N 24 (1964)] III-1-3
muil muil: mou̯l (Lanklaar) Zie afbeelding 2.9. [JG 1a, 1b] I-9
muilband band: bã.nt (Lanklaar) Brede, ijzeren band om het uiteinde van de naaf die voorkomt dat er aarde en modder op het aseinde terechtkomt. De muilband heeft soms een rechthoekig uitgekapte opening die afgedekt wordt met een klepje. Door de opening kan men de luns uit de as trekken zodat het wiel van de as kan worden verwijderd, bijvoorbeeld wanneer de as gesmeerd moet worden. Zie ook afb. 214. [N G, 43c; N 17, 60a; JG 1a; JG 1b; Vld.; div.] II-11
muilband, bovenste band van de schoof bovenste band: bø̄vǝrstǝ [band] (Lanklaar) Zie de toelichting bij het lemma ''garveband'' (4.6.9). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) band het lemma ''garveband'' (4.6.9). [N 15, 22b; monogr.; add. uit JG 1b] I-4
muilkorf voor kalveren muilband: mūlbant (Lanklaar), muntel: mønšǝl (Lanklaar) De muilkorf voor kalveren die geen hooi mogen vreten. [N 3A, 14e] I-11
muiltje muiltje: mylkəs (Lanklaar) muiltjes, pantoffels zonder hielstuk [N 24 (1964)] III-1-3
muis van de hand muis: mūəs (Lanklaar) muis van de hand (het onderste, vlezige deel van de duim) [N 10 (1961)] III-1-1
muizen muizen: moeëzë (Lanklaar) de katten muizen [ZND 01 (1922)] III-2-1