24227 |
putter |
distelvink:
Frings; half lang als lang omgespeld
destəlveͅnk (L422p Lanklaar),
kletter:
Frings; half lang als lang omgespeld
klɛtər (L422p Lanklaar),
putter:
Frings; half lang als lang omgespeld
pøͅtər (L422p Lanklaar)
|
putter (12 man en pop gelijk; rood gezicht, geel in vleugel, wit in staart; hier alleen op trek; vrij schaars; distelliefhebber; zang is vrolijk, druk gedjiedel; veel in kooi [N 09 (1961)]
III-4-1
|
33623 |
putzwengel |
gard:
gēͅrt (L422p Lanklaar)
|
[N 12 (1961)]
I-7
|
18610 |
pyjama |
pyjama {pijama}:
pijəmā (L422p Lanklaar)
|
pyjama, tweedelig nachtkostuum [N 25 (1964)]
III-1-3
|
22726 |
raadsel(tje) |
raadsel(tje):
e roatsel (L422p Lanklaar),
puntje onder de o
ə rōsəl (L422p Lanklaar)
|
Een raadsel. [ZND 06 (1924)], [ZND B1 (1940sq)]
III-3-2
|
27904 |
raam |
raam:
rām (L422p Lanklaar)
|
Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.]
II-9
|
32825 |
raam van de landrol |
welraam:
wɛlrām (L422p Lanklaar)
|
Het door twee lange en twee korte balkjes gevormde raam waarin of waaronder de rol of cylinder kan draaien. Zie afb. 81 en 82. [JG 1a + 2c; JG 1b add.; N 11A, 184b + c + 185b; monogr.]
I-2
|
33452 |
raampje in een poort |
kijkgat:
kik˲gāt (L422p Lanklaar)
|
Een raampje in een poort, soms ook een luikje, om door te kunnen kijken, ook wel ter beluchting, al dan niet beglaasd. De opgaven die duidelijk op een deur wijzen, zijn overgeplaatst naar het lemma "deurtje in een poortvleugel" (4.1.10). [N 5A, 54b]
I-6
|
33272 |
raapzaadolie |
smout:
smau.t (L422p Lanklaar)
|
De olie die uit raapzaad wordt geslagen. Zie de toelichting bij het lemma Koolzaadolie. Bomolie is de olie die uit de eerste slagen van de molen wordt verkregen; ze is van goede kwalitetit en wordt als slaolie gebruikt. Bij de typen lijzend, lijzendsmout en lijzentesmout is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om raapolie gaat. Bij de opgave raapzaad is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om olie gaat. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-5
|
19057 |
raar, vreemd |
aardig:
ook materiaal znd 8, 045
aardig (L422p Lanklaar),
vreemd:
dês hij vrêmd (L422p Lanklaar)
|
Die is hier vreemd. [ZND 08 (1925)] || zonderling, vreemd [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
28447 |
raat |
raats:
rōǝts (L422p Lanklaar),
(mv)
rōtsǝ (L422p Lanklaar)
|
Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.]
II-6
|