e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanklaar

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rand van een hoed luif: løͅyf (Lanklaar) luifel, overstekende rand van een hoed [N 25 (1964)] III-1-3
rangeerterrein rangeerplaats: rangeerplaats (Lanklaar  [(Eisden)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Plaats waar de kolentreinen worden samengevoegd of gesplitst. [N 95, 23] II-5
rank paard draver: drāvǝr (Lanklaar) Gezegd van een slank, snel paard, dat vaak als rijdier wordt gehouden. [JG 1a; N 8, 20 en 62l] I-9
ransuil dwerguiltje: Frings; half lang als lang omgespeld  dwɛrgøi̯lkə (Lanklaar), rijnse kerkuil: Frings; half lang als lang omgespeld  rēͅi̯nsə keͅrkø̄yl (Lanklaar) uil: ransuil (36 oorpluimpjes, bijna alleen in mastbossen; broedt in oud kraaienest; roep [oe-oe-oe-oe] [N 09 (1961)] III-4-1
ranzig garstig: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m  gaarstig (Lanklaar) garstig [ZND 23 (1937)] III-2-3
rapen rapen: rā.pǝ (Lanklaar) De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d] I-5
rasp rasp: rasp (Lanklaar, ... ) rasp (rief, raspel, raps) [N 20 (zj)] III-2-1
rat rat: rat (Lanklaar) rat [ZND A1 (1940sq)] III-4-2
rauw rauw: rauw vleis (Lanklaar) Rauw vlees. [ZND 41 (1943)] III-2-3
ravotten laweiten: lewijten (Lanklaar) Hoe zeg je: de jongens ravotten (luidruchtig, wild stoeien, spelen)? [ZND 41 (1943)] III-3-2