e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanklaar

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roepwoord voor de geit met, met: męt, męt (Lanklaar), mɛt, mɛt (Lanklaar), mèè, mèè: mē̜ǝ, mē̜ǝ (Lanklaar) [N 19, 74e; VC 14, 2l r; L B2, 259e -263-; monogr.; N C, Q 111 add.] I-12
roepwoord voor de jonge geit mettetje, mettetje: mętǝkǝ, mętǝkǝ (Lanklaar) [N 19, 74f; VC 14, 2m -r-] I-12
roepwoord voor de stier kom mannetje: kǫm męnǝkǝ (Lanklaar) [N 3A, 13] I-11
roerdomp roerdomp: Frings; half lang als lang omgespeld  rūrdomp (Lanklaar) roerdomp (76 bruingestreepte, geheimzinnige rietvogel die in het voorjaar een ver hoorbaar geluid laat horen [ehh-hóémmmmm], lijkend op loeien van een koe of geluid van een misthoorn; er is nog een kleine soort die blaft als een hondje [N 09 (1961)] III-4-1
roeren roeren: reuren (Lanklaar) In de soep roeren. [ZND 41 (1943)] III-2-3
roerzeef soepzeef: soͅpzēf (Lanklaar), zij: zii̯ (Lanklaar) zeef; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || zift voor soep of groenten (fr. passoire) [ZND B1 (1940sq)] III-2-1
roest roest: ros (Lanklaar), roͅs (Lanklaar) roest [ZND 06 (1924)] || roest (roester) [ZND B2 (1940sq)] III-4-4
roestplek plek: pleͅk (Lanklaar), roestplek: roͅspleͅk (Lanklaar) Roestplek in het linnen (spot, spit, tikkel, maal, plek, smet) [N 79 (1979)] III-2-1
roestvlek roestplek: roͅsplɛk (Lanklaar) roestvlek (in het linnen) [ZND B2 (1940sq)] III-2-1
roet roet: roət (Lanklaar), rōt (Lanklaar) Het rookzwart dat onder een ketel vastzit (zoet, zwart, roet, kroos) [N 79 (1979)] III-2-1