19371 |
bliksemafleider |
bliksemafleider:
bleksəmāflēͅi̯ər (L422p Lanklaar),
bleksəmāfleͅi̯ər (L422p Lanklaar)
|
Inrichting om de bliksem af te leiden en onschadelijk te maken; gewoonlijk een van het dak tot in de grond lopende metalen staaf (bliksemafleider, donderroede, donderkruit, donderspil) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
25113 |
bliksemen |
bliksemen:
het bliksemt (L422p Lanklaar, ...
L422p Lanklaar),
ət bleksəmt (L422p Lanklaar),
’t bliksemt (L422p Lanklaar),
weerlichten:
het wêrleegt (L422p Lanklaar, ...
L422p Lanklaar),
ət wēͅrléxt (L422p Lanklaar)
|
bliksemen [ZND 21 (1936)] || bliksemen met een felle straal [t vuurlicht] [N 22 (1963)] || het bliksemt [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
17785 |
blind |
blind:
blent (L422p Lanklaar)
|
blind [ZND A1 (1940sq)]
III-1-1
|
27763 |
blinde schacht, tussenschacht |
beurkê:
børkẽ̜ (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Zwartberg])
|
Een schacht die niet aan de oppervlakte uitmondt. Een dergelijke schacht wordt aangelegd om steenkoollagen te ontsluiten die tussen de verdiepingen zijn gelegen, en soms voor ventilatie- of vervoersdoeleinden. Zo merkt de respondent uit Q 3 voor de mijnen uit Winterslag en Waterschei op dat de "stortkoker" een blinde schacht is waar kolen en steen door afgevoerd worden en de "luchtschouw" een blinde schacht die uitsluitend wordt gebruikt voor de luchtverversing. Het verschil tussen een opbraak of een neerbraak en een tussenschacht was in de Nederlandse mijnen gelegen in het feit dat in een tussenschacht personenvervoer door middel van liftkooien was toegestaan. [N 95, 78; N 95, 181; monogr.; Vwo 134; Vwo 138; Vwo 206; Vwo 804]
II-5
|
20686 |
blinde vink |
blinde vink:
bleͅnjveͅŋk (L422p Lanklaar)
|
Opgerold kalfslapje met vulsel (blin vinke, muisje zonder kop?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
25018 |
blinken, glimmen, glanzen |
blinken:
bliŋkə (L422p Lanklaar)
|
blinken [ZND A1 (1940sq)]
III-4-4
|
17683 |
bloed |
bloed:
blood (L422p Lanklaar),
blō:t (L422p Lanklaar),
blōt (L422p Lanklaar)
|
bloed [N 10 (1961)], [ZND 01 (1922)], [ZND A2 (1940sq)]
III-1-1
|
34097 |
bloedaders |
blote aders:
blutǝ ǭi̯ǝrs (L422p Lanklaar)
|
Aders zichtbaar op de uier. [N 3A, 118c]
I-11
|
18057 |
bloeden |
bloeden:
blojə (L422p Lanklaar),
blōjə (L422p Lanklaar)
|
bloeden [ZND A2 (1940sq)], [ZND B1 (1940sq)]
III-1-2
|
34150 |
bloedgang |
(het) bloeden:
blōi̯ǝn (L422p Lanklaar),
(het) snoeren:
snø̄rǝ (L422p Lanklaar)
|
Uitscheiding van een niet bevruchte koe. [N 3A, 31]
I-11
|