e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanklaar

Overzicht

Gevonden: 4196
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bliksemafleider bliksemafleider: bleksəmāflēͅi̯ər (Lanklaar), bleksəmāfleͅi̯ər (Lanklaar) Inrichting om de bliksem af te leiden en onschadelijk te maken; gewoonlijk een van het dak tot in de grond lopende metalen staaf (bliksemafleider, donderroede, donderkruit, donderspil) [N 79 (1979)] III-2-1
bliksemen bliksemen: het bliksemt (Lanklaar, ... ), ət bleksəmt (Lanklaar), ’t bliksemt (Lanklaar), weerlichten: het wêrleegt (Lanklaar, ... ), ət wēͅrléxt (Lanklaar) bliksemen [ZND 21 (1936)] || bliksemen met een felle straal [t vuurlicht] [N 22 (1963)] || het bliksemt [ZND 01 (1922)] III-4-4
blind blind: blent (Lanklaar) blind [ZND A1 (1940sq)] III-1-1
blinde schacht, tussenschacht beurkê: børkẽ̜ (Lanklaar  [(Eisden)]   [Zwartberg]) Een schacht die niet aan de oppervlakte uitmondt. Een dergelijke schacht wordt aangelegd om steenkoollagen te ontsluiten die tussen de verdiepingen zijn gelegen, en soms voor ventilatie- of vervoersdoeleinden. Zo merkt de respondent uit Q 3 voor de mijnen uit Winterslag en Waterschei op dat de "stortkoker" een blinde schacht is waar kolen en steen door afgevoerd worden en de "luchtschouw" een blinde schacht die uitsluitend wordt gebruikt voor de luchtverversing. Het verschil tussen een opbraak of een neerbraak en een tussenschacht was in de Nederlandse mijnen gelegen in het feit dat in een tussenschacht personenvervoer door middel van liftkooien was toegestaan. [N 95, 78; N 95, 181; monogr.; Vwo 134; Vwo 138; Vwo 206; Vwo 804] II-5
blinde vink blinde vink: bleͅnjveͅŋk (Lanklaar) Opgerold kalfslapje met vulsel (blin vinke, muisje zonder kop?) [N 16 (1962)] III-2-3
blinken, glimmen, glanzen blinken: bliŋkə (Lanklaar) blinken [ZND A1 (1940sq)] III-4-4
bloed bloed: blood (Lanklaar), blō:t (Lanklaar), blōt (Lanklaar) bloed [N 10 (1961)], [ZND 01 (1922)], [ZND A2 (1940sq)] III-1-1
bloedaders blote aders: blutǝ ǭi̯ǝrs (Lanklaar) Aders zichtbaar op de uier. [N 3A, 118c] I-11
bloeden bloeden: blojə (Lanklaar), blōjə (Lanklaar) bloeden [ZND A2 (1940sq)], [ZND B1 (1940sq)] III-1-2
bloedgang (het) bloeden: blōi̯ǝn (Lanklaar), (het) snoeren: snø̄rǝ (Lanklaar) Uitscheiding van een niet bevruchte koe. [N 3A, 31] I-11