17694 |
speeksel uitspuwen |
spijen:
spijə (L422p Lanklaar)
|
spuwen (speeksel uit de mond verwijderen) [ZND B1 (1940sq)]
III-1-1
|
22384 |
speelkaart |
kaart:
ən kart (L422p Lanklaar)
|
Een kaart. [ZND A1 (1940sq)]
III-3-2
|
34114 |
speen van de koe |
deem:
dēǝm (L422p Lanklaar),
dɛm (L422p Lanklaar)
|
[N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.]
I-11
|
20630 |
spek |
spek:
spɛk (L422p Lanklaar, ...
L422p Lanklaar),
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
spek (L422p Lanklaar)
|
spek [Goossens 1b (1960)], [ZND 23 (1937)]
III-2-3
|
20702 |
spekpannenkoek |
spekkoek:
spɛkkōk (L422p Lanklaar)
|
Spekpannekoek (spekbraoj?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18390 |
speld |
spang:
spaŋ (L422p Lanklaar, ...
L422p Lanklaar)
|
Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.] || speld [ZND B1 (1940sq)]
II-7, III-1-3
|
28970 |
spelden |
vaststeken:
vaststēǝkǝ (L422p Lanklaar)
|
Met spelden stukken kleding of panden aan elkaar vastspelden. [N 59, 74; L 7, 20; S 34]
II-7
|
22383 |
spelen (alg.) |
spelen:
ig spêl, heeë spuuëlt, weeër speeële (L422p Lanklaar)
|
Ik speel, hij speelt, wij spelen. [ZND 07 (1924)]
III-3-2
|
20165 |
spenen |
spenen:
spiǝnǝ (L422p Lanklaar)
|
Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59]
I-9
|
17719 |
sperma |
wiks:
wiks (L422p Lanklaar)
|
Sperma: het mannelijke zaad (zaad, natuur, sperma, wieks) [N 106 (2001)]
III-1-1
|