24247 |
sperwer |
havik:
Frings; half lang als lang omgespeld
avek (L422p Lanklaar),
sperwer:
Frings; half lang als lang omgespeld
spɛrwər (L422p Lanklaar)
|
sperwer / havik (35 / 55 vrij ronde vleugels en lage staart; gestreepte onderkant, gele ogen; komen onverwachts laag aanvliegen en grijpen dan de verraste prooi; de kleine soort vaak op trek; s winters ook in stad en dorp; de grote broedt zeldzaam in g [N 09 (1961)]
III-4-1
|
26360 |
spie |
cale (fr.):
kal (L422p Lanklaar),
kijl:
kī.l (L422p Lanklaar)
|
De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2]
I-3
|
17569 |
spier |
spier:
spīr (L422p Lanklaar)
|
pees, spier [N 10 (1961)]
III-1-1
|
21373 |
spijbelen |
op de straat lopen:
op ë stroat loupë (L422p Lanklaar)
|
Spijbelen (de school ontlopen, achter de hagen schoolgaan). [ZND 07 (1924)]
III-3-1
|
31953 |
spijkeren |
nagelen:
nēǝgǝlǝ (L422p Lanklaar)
|
Met een hamer spijkers in het hout slaan. [N 53, 152a-b; L 5, 7; monogr.]
II-12
|
33133 |
spikken |
spikken:
(enkelv)
spek (L422p Lanklaar)
|
Onder spikken (of het enkelvoud: spik) verstaat men doorgaans een verbijzondering van het begrip "graanafval", namelijk het (onvolgroeide) graan met het kaf er nog omheen, dat dus niet heeft losgelaten bij het dorsen. Deze spikken worden dan als varkensvoer gekookt. Zie ook de toelichting bij het lemma ''graanafval'' (6.1.30). [N 14, 35d; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
34592 |
spil van de berries |
kipspil:
kepspel (L422p Lanklaar)
|
IJzeren spil waarmee de berries van de slagkar bevestigd zitten aan de draagbomen onder de bak. [N 17, 18; N G, 56c]
I-13
|
24379 |
spin |
spin:
speͅŋ (L422p Lanklaar)
|
spin [ZND B2 (1940sq)]
III-4-2
|
20121 |
spinnen |
spinnen:
speͅnə (L422p Lanklaar)
|
spinnen [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
24381 |
spinnenweb |
spinnengeweef:
speͅŋəgəwēf (L422p Lanklaar),
spènnəgəweeəf (L422p Lanklaar),
spinnenweb:
speͅŋəweͅb (L422p Lanklaar)
|
spinnenweb [ZND 07 (1924)], [ZND B2 (1940sq)]
III-4-2
|