34582 |
sporten |
speken:
spęi̯.kǝ (L422p Lanklaar),
sproten:
spruǝ.tǝ (L422p Lanklaar)
|
De scheien die de ladderbomen met elkaar verbinden. [JG 1a, JG 1b]
I-13
|
20449 |
spotnaam voor hoge hoed |
stoofpijp:
stōfpīp (L422p Lanklaar)
|
hoed, hoge ~: spotbemaningen [tarpot, titsj, hekteliter, böömert, handskow, kachelpiep, sjtief] [N 25 (1964)]
III-2-2
|
24248 |
spotvogel |
spotvogel:
Frings; half lang als lang omgespeld
spoͅt˃vōgəl (L422p Lanklaar)
|
spotvogel (13,5 licht gekleurd, oranje binnensnavel; vaak in boomgaarden en grote tuinen, niet in bossen; nestje lijkt op dat van een vink [003]; roep hard [tetteruuïe]; drukke zang [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24249 |
spreeuw |
spreeuw:
sprīew (L422p Lanklaar),
Frings; half lang als lang omgespeld
sprīəu̯ (L422p Lanklaar)
|
spreeuw [ZND 07 (1924)] || spreeuw (21,5 overal talrijke bekende soort; wel eens verward met merel [018]; in voorjaar paars glanzend-zwart en gele bek; rest van het jaar witgespikkeld bruin; altijd druk en in troepen; broedt in allerlei gaten; overal voorkomend [N 09 (1961)]
III-4-1
|
21352 |
spreken, praten |
kallen:
kalle (L422p Lanklaar),
spreken:
heeë kan vloams spreeëkë (L422p Lanklaar)
|
Hij kan Vlaams (Diets, Duuts) praten. [ZND 08 (1925)] || praten, klappen, kallen [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
34055 |
springstier |
springduur:
sprɛŋdø̄r (L422p Lanklaar)
|
[JG 1a, 1b; add. uit N 3A, 15]
I-11
|
27839 |
springstof |
munitie:
munitie (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Maurits])
|
Ontplofbare stof die wordt gebruikt voor het schieten. De springstoffen worden verdeeld in drie klassen: dynamiet, brisante springstoffen en S.G.P. springstoffen (Defoin pag. 138). Zie ook de semantische toelichting bij het lemma Veiligheidsspringstof. Wat betreft het woordtype "poeder", deze term was oorspronkelijk van toepassing op springstof die niet in patronen verpakt werd. Deze wordt nu haast niet meer gebruikt maar de benaming is blijven bestaan voor springstof in het algemeen. [N 95, 419; N 95, 420; monogr.; Vwo 609]
II-5
|
17591 |
sproeten |
sproetelen:
sprōtələ (L422p Lanklaar)
|
sproet, sproeten [sproewtels] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17915 |
sprokkelen |
hout zoeken:
knebbelkes hout zoeken (L422p Lanklaar)
|
Sprokkelen: gevallen, dor hout zoeken (sprokkelen, (hout) rapen, zeumeren, kneppen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
21545 |
sprookje |
vertelsel:
vertelsel (L422p Lanklaar),
vertelseltje:
vərtɛlsəlkə (L422p Lanklaar)
|
hoe heet een kindervertelsel ? kent ge nog een woord sage ? (uitspraak) [ZND 42 (1943)]
III-3-1
|