18061 |
stuipen |
stuipen:
stuupen (L422p Lanklaar),
sty(3)̄pə (L422p Lanklaar)
|
stuipen (kinderziekte) [ZND B1 (1940sq)] || stuipen: De stuipen hebben: een aanval van stuipen hebben (stuipen, stuiptrekken, begaovings, spinneweven). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
17642 |
stuitbeen |
staartschroef:
startšrouf (L422p Lanklaar),
stuitje:
sty.tjə (L422p Lanklaar)
|
stuitbeen [gatschenk, stietje, startschroef] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
21614 |
stuiter |
stuiter:
ps. omgespeld volgens Frings.
stūfər (L422p Lanklaar)
|
waarde van 2 1/2 stuiver = 12 1/2 cent [stooter, stôêter?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
25198 |
stuiven van droog zand of stof |
stuiven:
stüëvë (L422p Lanklaar),
ət bəgen tə styvən (L422p Lanklaar),
stuive
støjvə (L422p Lanklaar)
|
beginnen te stuiven (er waait droog en fijn zand rond bij winderig weer] [stieven, smoren, mouwen, stobberen, stubbelen] [N 22 (1963)] || stuiven [ZND 07 (1924)]
III-4-4
|
21630 |
stuiver (belg.) |
stuiver:
ps. omgespeld volgens Frings.
stūvər (L422p Lanklaar),
støi̯vər (L422p Lanklaar)
|
Betekenis en uitspraak van: stuiver? Uitspraak en betekenis. [N 21 (1963)]
III-3-1
|
28021 |
stuk |
stock:
stock (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Winterslag, Waterschei])
|
De hoeveelheid kolen die door één mijnwerker in één dienst, soms door twee mijnwerkers in twee opeenvolgende diensten, moet worden gewonnen. "Iedere kolenhouwer neemt gewoonlijk een drietal meter frontlengte voor zijn rekening. De aan elke houwer toegewezen taak heet stoklengte en wordt bij het einde van de dienst door stokmeters nauwkeurig nagemeten zodat het taakloon kan berekend worden" (Defoin pag. 86). [N 95, 482; N 95, 379; monogr.; Vwo 591; Vwo 749]
II-5
|
34023 |
stuks -vee |
stuk (vee):
støk (L422p Lanklaar)
|
Een boer heeft 10, 12, 14 enz. stuks vee. [N 3A, 2]
I-11
|
21591 |
sturen |
sturen:
størən (L422p Lanklaar)
|
sturen [ZND m]
III-3-1
|
27893 |
stutter |
ouvrier:
ovri (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Domaniale])
|
Persoon die geregeld de betimmering van de mijngangen onderzoekt en onderhoudt. Volgens de informant van Q 15 was de stutter meestal een oudere houwer die zelfstandig onderhoudswerk deed in galerijen. Hij had een zogenaamd stuttersakkoord maar hij kon niet zoveel verdienen als een houwer aan het koolfront, meestal 5 à 10% boven gegarandeerd loon. [N 95, 152; monogr.; Vwo 153; Vwo 155; Vwo 371; Vwo 760; div.]
II-5
|
20847 |
suiker |
suiker:
sŏĕkër (L422p Lanklaar)
|
suiker [ZND 07 (1924)]
III-2-3
|