e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanklaar

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vaatdoek schotelsplag: šōətəlsplak (Lanklaar) zo vet als een vaatdoek (schoteldoek) [ZND 08 (1925)] III-2-1
vademen invamen: eŋvē̜mǝ (Lanklaar), vamen: vēmǝ (Lanklaar) Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.] II-7
vader vader: vaader (Lanklaar) vader; dat is zijn vader [ZND 08 (1925)] III-2-2
vagina, geslachtsorgaan van de merrie lijf: lī.f (Lanklaar), vazel: vāzǝl (Lanklaar) Het uitwendig zichtbare geslachtsdeel. [JG 1a, 1b; N 8, 35, 39b en 40] I-9
vak van een kast vak: vak (Lanklaar, ... ) Deel van een kast dat door schotjes of deurtjes van de rest gescheiden is (vak, loket) [N 79 (1979)] III-2-1
vakbond syndicaat: sendikāt (Lanklaar  [(Eisden)]   [Winterslag, Waterschei]) Vereniging van werknemers. Men kende een katholieke en een socialistische vakbond. [N 95, 982; N 95, 982 add.] II-5
valgordijn, rolgordijn store (fr.): stōͅər (Lanklaar) Dun gordijn van gaas of andere fijne stof, dat vlak voor het raam hangt (gordijn, glasgordijn, vitrage) [N 79 (1979)] III-2-1
valhoedje kapje: kepkə (Lanklaar) hoedje, beschuttend ~ voor kinderen die pas lopen [N 25 (1964)] III-1-3
vallen vallen: valən (Lanklaar), [~an]  vallen (Lanklaar) vallen [ZND m] III-1-2
vals spelen foetelen: fūt(ə)lə (Lanklaar) Bedriegen bij het spel (vals spelen). [ZND B1 (1940sq)] III-3-2