28034 |
van boven naar beneden kool delven |
afbouwen:
afbouwen (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Domaniale])
|
Doorgaans geeft men de voorkeur aan het werken van onder naar boven in een koollaag, omdat dan o.a. het scheppen van de kolen het gemakkelijkst is. Alleen wanneer men daardoor gunstiger ten opzichte van de splijtvlakken komt te zitten of wanneer de helling van de koollaag groter is dan 25 graden, zal men in dalende richting of van boven naar beneden werken (Driessen pag. 158). Dit gebeurt ook, volgens de informant van Q 113, als de laag zeer dik is. [N 95, 520]
II-5
|
34497 |
van de leg afraken |
uitgelegd (volt. deelw.):
ūtxǝlaxt (L422p Lanklaar),
van de leg af:
van dǝ lęk āf (L422p Lanklaar)
|
[N 19, 50b; N 19, Q 111 add.; monogr.]
I-12
|
19236 |
van katoen geven |
buzze geven, kemp,:
dè guft nogal ketoen (L422p Lanklaar)
|
welke uitdrukkingen kent uw dialect om te zeggen dat we er kracht of drift moeten achter zetten om klaar te komen; sommige dialecten zeggen b.v. we zullen moeten katoen geven (of: hem katoen geven, of: van katoen geven), lament geven [ZND 41 (1943)]
III-1-4
|
34489 |
van veren wisselen |
ruiven:
rø̜i̯vǝ (L422p Lanklaar),
ruizelen:
ry.zǝlǝ (L422p Lanklaar),
ry.zǝlǝn (L422p Lanklaar),
ryzǝlǝ (L422p Lanklaar),
rȳzǝlǝ (L422p Lanklaar),
rȳzǝlǝn (L422p Lanklaar)
|
[N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.]
I-12
|
34088 |
vangplooi |
melkspiegel:
mɛlǝkspigǝl (L422p Lanklaar),
vlim:
vlēm (L422p Lanklaar)
|
Huidplooi tussen lies en uier. [N 3A, 115]
I-11
|
28252 |
vangwerk |
klauwen:
klauwen (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Inrichting aan de liftkooi die dient om bij kabelbreuk het neerstorten van de kooi te verhinderen. [N 95, 91; monogr.]
II-5
|
18808 |
vanzelfsprekend |
natuurlijk:
dat is neteurlek (L422p Lanklaar)
|
Dat is natuurlijk. [ZND 37 (1941)]
III-1-4
|
21254 |
varen |
varen:
opəzīvarə (L422p Lanklaar, ...
L422p Lanklaar),
vaarë (L422p Lanklaar, ...
L422p Lanklaar),
vyrə (L422p Lanklaar, ...
L422p Lanklaar)
|
op zee varen [ZND A1 (1940sq)] || varen [ZND 08 (1925)], [ZND m]
III-3-1
|
34297 |
varken |
varken:
vęrkǝ (L422p Lanklaar),
vɛ.rǝkǝ (L422p Lanklaar),
vɛrkǝ (L422p Lanklaar)
|
Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s]
I-12
|
34298 |
varken (bijzondere namen) |
kuus:
kuš (L422p Lanklaar),
kūš (L422p Lanklaar)
|
In de Nijmeegse vragenlijst 19 vraag 2 werd gevraagd: "Kent uw dialect bijzondere namen voor varken?" In het lemma ''varken'' (1.1.1) zijn de algemene benamingen voor het varken ondergebracht; in dit lemma de bijzondere. Er is overlapping in de naamgeving. [N 19, 2; monogr.; Vld]
I-12
|