18054 |
vergiftigen |
vergiftigen:
vergiftigd (L422p Lanklaar)
|
Vergiftigen: door vergif doden (vergeven, vergiftigen). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
21660 |
verhogen |
opslaan:
ps. omgespeld volgens Frings.
oͅpslōən (L422p Lanklaar),
verhogen:
ps. omgespeld volgens Frings.
vərhy(3)̄gə (L422p Lanklaar)
|
verhogen, iets in prijs ~ [opsteken? b.v. de eieren zijn opgestoken?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
19370 |
verhuizen |
verhuizen:
vərhūzə (L422p Lanklaar),
vəruzə (L422p Lanklaar)
|
Van woning veranderen (verhuizen, overhuizen, overtrekken) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
34171 |
verkeerd liggen |
in een wrong liggen:
in een wrong liggen (L422p Lanklaar)
|
Verkeerd liggen in de baarmoeder door een slag in de baarmoederhals, gezegd van het kalf. [N 3A, 49]
I-11
|
21399 |
verkeren |
vrijen:
vrije (L422p Lanklaar)
|
vrijen (verkeren; courtiser) [ZND 08 (1925)]
III-3-1
|
20367 |
verkering hebben |
vrijen:
vrije (L422p Lanklaar)
|
vrijen (verkeren; courtiser) [ZND 08 (1925)]
III-2-2
|
18001 |
verkillen |
ineenkruipen:
ineinkroepë (L422p Lanklaar),
killen:
keͅlə (L422p Lanklaar)
|
killen (ongevoelig worden van de koude) [ZND B1 (1940sq)] || kleumen (inkrimpen v. de kou) [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|
18002 |
verkleumd |
verstijfd:
vərstējft van kauw (L422p Lanklaar)
|
verstijfd van kou [verkild] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18074 |
verkouden |
bevangen:
bǝvaŋǝ (L422p Lanklaar),
verkoud:
ich bein verkawt (L422p Lanklaar)
|
Een ontsteking van het neusslijmvlies. [JG 1b; N 8, 89; N 52, 24 en 25; monogr.] || ik ben verkouden [ZND 34 (1940)]
I-9, III-1-2
|
18080 |
verkoudheid |
kou:
dich kriegs eine kaw (L422p Lanklaar)
|
ge zult een kou vatten [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|