id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
21685 | verkwanselen | verfoetelen: ps. omgespeld volgens Frings. vərfutələ (Lanklaar), verkwanselen: ps. omgespeld volgens Frings. vərkwansələ (Lanklaar) | Verkwanselen, op verachtelijke wijze verhandelen [vertuitelen, verkwanselen?] [N 21 (1963)] III-3-1 |
21659 | verlagen | afzetten: ps. omgespeld volgens Frings. āfseͅtə (Lanklaar), āfzeͅttə (Lanklaar) | verlagen, iets in prijs ~ [afzetten? b.v. de biggen zijn afgezet?] [N 21 (1963)] III-3-1 |
27607 | verlegdienst | omlegdienst: omlegdienst (Lanklaar [(Eisden)] [Maurits]) | In Nederland de dienst, in Belgiē de post die het transportmiddel in het oude pand van een pijler afbreekt en in het nieuwe pand weer opbouwt. Volgens Van der Maar verlegde men de transportmiddelen in de wisseldienst. [N 95, 494; monogr.; Vwo 224; Vwo 551] II-5 |
28090 | verleggen | omleggen: omleggen (Lanklaar [(Eisden)] [Maurits]) | Het transportmiddel in een pijler van het oude naar het nieuwe pand verplaatsen. In tegenstelling tot het "verschuiven" wordt de transportinstallatie daarbij gedemonteerd en in het nieuwe pand weer opgebouwd. [N 95, 493; monogr.; N 95, 267; Vwo 226; Vwo 549] II-5 |
19888 | verlichting | illuminatie: lymenāsi (Lanklaar), verlichting: vərlēxteŋ (Lanklaar) | illuminatie, verlichting [ZND 01 (1922)] III-2-1 |
21393 | verliezen | verliezen: vërleezë (Lanklaar), vərlĕzə (Lanklaar) | Verliezen. [ZND m] || wij verliezen [ZND 08 (1925)] III-3-2 |
27623 | verlof, vrije dag | congé: congé (Lanklaar [(Eisden)] [Winterslag, Waterschei]), snipperdag: snipperdag (Lanklaar [(Eisden)] [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]) | Van vakantie spraken de mijnwerkers niet. Men nam een verlofdag en deze was dan "de mooiste werkdag". [N 95, 121; N 95, 122; N 95, 123; monogr.; N 95, 920; Vwo 248] II-5 |
34165 | verlopen | zich verlopen: (de koe heeft) six vǝrlǭu̯pǝ (Lanklaar), (de koe heeft) ˲sex ˲fǝrlǭu̯pǝ (Lanklaar) | Na korte tijd van dracht een misgeboorte hebben, gezegd van de koe. [N 3A, 39a] I-11 |
25098 | vernielen | verdestrueren: ps. letterlijk overgenomen. vertestëlëweerë (Lanklaar) | vernielen [ZND 08 (1925)] III-4-4 |
20644 | verschalen | verschalen: veršālə (Lanklaar) | verschalen [ZND 06 (1924)] III-2-3 |