34290 |
vertuieren |
tuieren:
tø̄i̯ǝrǝ (L422p Lanklaar)
|
Het verplaatsen van het vee, telkens wanneer een stuk wei is afgegraasd. [L 40, 21b; monogr.]
I-11
|
21653 |
vervaldag |
bamis:
ps. omgespeld volgens Frings.
baomeͅs (L422p Lanklaar)
|
betaaldag, jaarlijkse ~ bij de notaris [bamis?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
28235 |
vervoergalerij |
voet:
voet (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Zwartberg, Eisden])
|
Galerij die de voet van de pijler met een dwarsgang of een blinde schacht verbindt. Uit de antwoorden en de opmerkingen van een aantal invullers uit Belgisch Limburg (L 422, Q 3, Q 12) blijkt dat de transportgalerij ook een grondgalerij kan zijn. Het monografisch materiaal uit de studies van Vanwonterghem en Defoin is, ook waar het samenstellingen betreft die eerder duiden op een grondgalerij ("voetbaan", "voetgalerij"), om die reden in dit lemma opgenomen. Zie ook het lemma Grondgalerij. [N 95, 377; monogr.; Vwo 255; Vwo 303; Vwo 305; Vwo 662; Vwo 789; Vwo 829; Vwo 838; Vwo 840]
II-5
|
28237 |
vervoerpand |
passagekant:
passagekant (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Het pand van een pijler of een mijngang waarin het transportmiddel, bijvoorbeeld een schudgoot of een transportband, geplaatst is. Het woordtype "rutschengang" (Q 121) is de benaming voor het gedeelte van de galerij, waar zich de schudgoot bevindt. Ook de opgaven "bakkenpassage" en "passage de bacs" zijn specifiek van toepassing op een pand waarin een schudgoot is geplaatst. [N 95, 380; monogr.; Vwo 81; Vwo 584]
II-5
|
20304 |
verwend kindje |
bedorven kindje:
bedoĕrvë kintjë (L422p Lanklaar)
|
bedorven kindje; het is een - - [ZND 05 (1924)]
III-2-2
|
21665 |
verzetten |
omzetten:
ps. omgespeld volgens Frings.
omzeͅtə (L422p Lanklaar),
tegenop komen:
ps. omgespeld volgens Frings.
tēgənoͅp kōmə (L422p Lanklaar)
|
Betekenis en uitspraak van het werkwoord verzetten i.v.m. koop of verkoop? A.u.b. ook de uitspraak geven. [N 21 (1963)]
III-3-1
|
27621 |
verzuimdienst |
bommelschicht:
bomǝlšext (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Maurits])
|
Het zonder voorkennis, verlof of andere geldige redenen van het werk wegblijven. Dit willekeurig verzuim heeft na drie achtereenvolgende keren in de meeste gevallen ontslag op staande voet tot gevolg (Van der Maar). [N 95, 915; N 95, 916; monogr.; Vwo 57; Vwo 149; Vwo 822; div.]
II-5
|
27652 |
verzuimen wegens ziekte |
krank vieren:
kraŋk vērǝ (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Eisden])
|
Niet op het werk verschijnen door ziekte. Volgens de informant van Q 15 moest men dit melden aan het AMF, het Algemeen Mijnwerkersfonds van de Staatsmijnen in Limburg. Men kreeg dan de z.g. ziekenkaart waar de controleur en de controlerende geneesheer aantekeningen op maakten. Deze kaart was grijs van kleur. [N 95, 918; N 95, 918 add.; monogr.]
II-5
|
18277 |
vest |
gilet (fr.):
gīlē (L422p Lanklaar),
zjielee (L422p Lanklaar),
žilē (L422p Lanklaar),
kamizooltje (<fr.):
kaməzø͂ͅlkə (L422p Lanklaar),
wambuisje:
wēͅməskə (L422p Lanklaar),
weͅjməskə (L422p Lanklaar)
|
herenvest zonder mouwen met knopen [wes, west, weemeske, kolder, kamezool, zjielle, ziep, sentje [N 23 (1964)] || vest (fr. gilet) [ZND B1 (1940sq)] || wit vest (manskledingstuk waarin het horloge gedragen wordt) [ZND 08 (1925)]
III-1-3
|
18533 |
vestzakje |
giletmaaltje (<fr.):
gīlēsmēͅlkə (L422p Lanklaar),
wambuismaaltje:
wēͅməsmēͅlkə (L422p Lanklaar)
|
vestzakje [ziepzekse, weemesteske, vestjestes] [N 23 (1964)]
III-1-3
|