28283 |
wagens instoten |
[wagens] de kas induwen:
[wagens] de kas induwen (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Zolder])
|
De mijnwagens met de hand of door middel van een tussen de spoorstaven gemonteerde wagenduwer in de liftkooi duwen. De respondent uit Q 15 merkt daarover op dat op de mijn Maurits de wagens met de bokser op de kooi werden gestoten waardoor tegelijkertijd de lege wagens aan de andere zijde uit de kooi werden geduwd. Deze werden een helling opgetrokken en liepen op eigen kracht in een lichte daling naar de verzamelplaats waar men er treinen met lege wagens van samenstelde, of naar een spoor waarop het aan te voeren materiaal tot een trein werd samengevoegd. Omdat het in- en uitstoten van mijnwagens blijkbaar als één handeling werd beschouwd, zijn in dit lemma ook de opgaven "uitstoten", "van de kooi afstoten", "van het gerüst afstoten", "van de kooi boksen" en "van het gerüst boksen" opgenomen. Voor de niet fonetisch gedocumenteerde opgaven zie men het lemma Schachtkooi. [N 95, 683; monogr.; Vwo 392]
II-5
|
28279 |
wagens kippen |
kippen:
kippen (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Volle mijnwagens met behulp van een kipper omkantelen. Bij de meeste in dit lemma opgenomen opgaven behoort wagens of berlijns als object. [N 95, 693; monogr.; Vwo 417; Vwo 420; Vwo 865]
II-5
|
28318 |
wagenvervoer met lieren |
treuilvervoer:
trø̜jvǝrvūr (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Het verplaatsen van mijnwagens over korte afstand door middel van lieren. [N 95, 703]
II-5
|
28323 |
wagenvervoer met slepers |
main d''oeuvre-vervoer:
manø̄vǝrvǝrvūr (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Het verplaatsen van mijnwagens met behulp van slepers. [N 95, 704]
II-5
|
17943 |
waggelen |
dazelen:
Zo wordt het ook wel genoemd.
dāzələ (L422p Lanklaar),
waggelen:
wagələ (L422p Lanklaar),
waGələ (L422p Lanklaar)
|
lopen: onvast, wankelend lopen [stroemele, striemele, strampele] [N 10 (1961)] || slingerend lopen [N 38 (1971)]
III-1-2
|
19475 |
walmen |
blaken:
blōͅkə (L422p Lanklaar)
|
roken, walmen, gez. van een lamp [ZND 02 (1923)]
III-2-1
|
18692 |
wambuis |
wambuis:
wāməs (L422p Lanklaar),
wambuisje:
weͅjməskə (L422p Lanklaar)
|
wambuis, kort tot het middel reikend overkledingstuk [wammes, buis, buist, sent] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
25525 |
wan |
wan:
wa.n (L422p Lanklaar)
|
De platte, aan één zijde iets uitgeholde, doorgaans van stro gevlochten korf met twee oren die men gebruikte voor het wannen met natuurlijke wind. Zie afbeelding 13. [N 14, 38a; JG 1a, 1b, 2c; R 3, 64; monogr.; add. uit N 14, 37]
I-4
|
27929 |
wandelondersteuning |
lopende ondersteuning:
lopende ondersteuning (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden])
|
Moderne mechanische pijlerondersteuning, bestaande uit twee of drie paar scharnierend gekoppelde hydraulische stijlen. [N 95, 596; N 95, 608; N 95, 297]
II-5
|
18391 |
wandelstok |
gaanstok:
gōnsteͅk (L422p Lanklaar),
wandelstok:
wandəlsteͅk (L422p Lanklaar)
|
wandelstok [ZND B1 (1940sq)]
III-1-3
|