e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanklaar

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
watergoot rigole: rǝgǫl (Lanklaar  [(Eisden)]   [Eisden]), waterrigole: wātǝrrǝgǫl (Lanklaar  [(Eisden)]   [Maurits]) Open watergoot die beneden langs de zijwand van de steengang of galerij loopt. De goot ligt lager dan de rest van de vloer van de gang en wordt meteen bij het drijven ervan meegeschoten. [N 95, 787; N 95, 790; monogr.] II-5
waterhoen waterhennetje: Frings; half lang als lang omgespeld  wātərenkə (Lanklaar) waterhoen (33 rode bles en wit onder de staart, die vaak wordt opgewipt; algemeen [N 09 (1961)] III-4-1
waterketel, moor moor: mūr (Lanklaar, ... ), mūər (Lanklaar) de gewone ketel om water te koken (fr. bouilloire) [ZND 36 (1941)] || waterketel van koper of ijzeren met hengsel en tuit (moor, meur) [N 20 (zj)] III-2-1
waterpokken waterpokken: waterpokken (Lanklaar) Waterpokken: besmettelijke ziekte waarbij rode vlekjes op de huid ontstaan die in blaartjes overgaan (windpokken, wijnpokken, respok). [N 107 (2001)] III-1-2
waterput put: pøͅt (Lanklaar), waterput: wātərpøͅt (Lanklaar) [N 12 (1961)] [ZND 32 (1939)] I-7
waterring van de mijt sluitlaag: slūtlǭx (Lanklaar), waterlaag: wātǝrlǭx (Lanklaar) Waterring, waterlaag of kaplaag van de korenmijt. De laag schoven die het verst naar buiten steekt, juist waar de kap begint. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Voor euze enz. vergelijk wnt XI, onder oozie, ooziedrup enz., "het gedeelte van het dak dat over den muur uitsteekt en het regenwater afwerpt", "afdak" dus. Zie afbeelding 8, a. [N 15, 45c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
watersnip snep: Frings; half lang als lang omgespeld  sneͅp (Lanklaar) watersnip (27 lange recht bek; vliegt plotseling op van de waterkant; zigzagvliegend; houdt hoge stijg- en daalvluchten en maakt daarbij mekkerend geluid; jachtvogel [N 09 (1961)] III-4-1
watertoren watertoren: wātǝrtø̄rǝ (Lanklaar  [(Eisden)]   [Willem-Sophia]) [N 95, 20] II-5
waterzucht water: water (Lanklaar) Waterzucht: ziekelijke ophoping van vocht in het onderhuidse weefsel en in de lichaamsholten (zuch(t), het water, waterzuch(t), vocht). [N 107 (2001)] III-1-2
wbd: afzeggen rouwkoop (zn.): ps. omgespeld volgens Frings. Het -tekentje heb ik letterlijk overgenomen.  r⁄oͅu̯kōͅu̯p (Lanklaar), tenietdoen: ps. omgespeld volgens Frings.  tə nēt dōn (Lanklaar) ongedaan, De koop ~ maken [de koop ontdoen?] [N 21 (1963)] III-3-1