e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanklaar

Overzicht

Gevonden: 4196
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de stortkar doen achteroverslaan opstoten: opstūtǝ (Lanklaar), ǫpstuǝtǝ (Lanklaar) De kipbare bak van de stortkar doen kippen om de lading te lossen. Dit lemma vormt een aanvulling op het lemma kippen, storten in wld I.10. De kaart combineert de opgaven uit beide lemmata. [N 17, 88] I-13
de was blauwen blauwselen: bleitsele (Lanklaar) blauwen [ZND 08 (1925)] III-2-1
de was doen (het) lijnwaad wassen: ət līvəŋt wasə (Lanklaar) het linnen wassen [ZND B1 (1940sq)] III-2-1
de was mangelen mangelen: maŋələ (Lanklaar, ... ) De was glad maken d.m.v. een mangel (mangelen, wringen) [N 79 (1979)] || mangelen [ZND A1 (1940sq)] III-2-1
de was spoelen spoelen: spø&#x0304lə (Lanklaar), spø&#x0304ələ (Lanklaar) Zeep verwijderen uit kledingstukken door ze heen en weer te bewegen in een vloeistof (spoelen, plodderen) [N 79 (1979)] III-2-1
de was stijfselen stijven: stiəvə (Lanklaar) een hemd stijven [ZND 07 (1924)] III-2-1
de was wringen wringen: vreͅi̯ŋə (Lanklaar), vreͅŋə (Lanklaar) Het water uit wasgoed drijven (wringen) [N 79 (1979)] III-2-1
de watergoot reinigen rigole schoonmaken: rǝgǫl sxōnmākǝ (Lanklaar  [(Eisden)]   [Maurits]) [N 95, 790; monogr.] II-5
de zeug naar de beer brengen aanberen: ānbē̜rǝ (Lanklaar), drijven: dri.vǝ (Lanklaar) De zeug laten dekken door de beer, het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 2c; N 76, add.; monogr.] I-12
deeg kneden kneden: knēję (Lanklaar) Bepaalde grondstoffen t.w. bloem, gist, zout, vocht vormen het deeg. Eventueel worden er nog andere toevoegingen bijgevoegd. Dit deeg gaat men kneden om een massa te verkrijgen waarin de verschillende grondstoffen in de juiste verhouding zo volkomen en gelijkmatig mogelijk dooreengemengd zijn (Schoep blz. 90-91). Naast "kneden met de hand" komt voor "kneden met de voeten" of kneden met de deegmachine". De informant van L 428 merkt op dat "mengelen" het mengen der diverse ingrediënten inhoudt en het eigenlijk kneden ''knē̜jǝ'' is. In dit lemma wordt het object "deeg" niet fonetisch gedocumenteerd. Bij documentatie zou de meest voorkomende variant dęjx zijn geweest. Daarnaast zouden er nog varianten voorkomen als dēx, dē.x, dējx, dē̜k, dē.jx, tī.x, dījx, dix, dīx en di.x.' [N 29, 20b; N 6, 47; S 18; L 1a-m: monogr.; L 22, 41] II-1