20332 |
dochter |
dochter:
dochter (L422p Lanklaar),
dòchtər (L422p Lanklaar)
|
dochter; en ze zei dat ze het ook aan haar dochter zou zeggen [ZND 04 (1924)]
III-2-2
|
20419 |
dode |
lijk:
lijk (L422p Lanklaar)
|
lijk
III-2-2
|
18252 |
doek |
doek:
dook (L422p Lanklaar)
|
doek [ZND 01 (1922)]
III-1-3
|
17925 |
doelloos friemelen |
friemelen:
friemelen (L422p Lanklaar)
|
Doelloos met de handen spelen (haffelen, friemelen, krawietelen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
24137 |
doffer, mannelijke duif |
hoorn:
aure (L422p Lanklaar),
hooëre (L422p Lanklaar)
|
duif, mannetje [ZND 01 (1922)], [ZND 39 (1942)]
III-4-1
|
18153 |
dokteren |
dokter leren:
dokter lieren (L422p Lanklaar)
|
dokteren: De geneeskunde beoefenen (meesteren, dokteren). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
24862 |
dolle kervel |
wilde kervel:
welǝ kervǝl (L422p Lanklaar),
wiljë kirvël (L422p Lanklaar)
|
Chaerophyllum temulum L. Een vrij algemeen voorkomend -naar men aanneemt: giftig- onkruid aan bosranden, akkerkanten en beschaduwde wegbermen met een behaarde, roodgevlekte stengel, witte bloempjes in schermen en veervormig, ingesneden donkergroen blad. Het bloeit van mei tot juli en de lente varieert van 60 tot 120 cm. [A 60A, 16; L 1, a-m; L 6, 35; L 15, 8; S 7; monogr.] || scheerling [ZND 06 (1924)]
I-5, III-4-3
|
17908 |
dompelen |
onderduwen:
oengërdujë (L422p Lanklaar),
ps. invuller geeft alleen een antwoord op dompelen.
oengerduje (L422p Lanklaar, ...
L422p Lanklaar)
|
(in het water) dompelen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || dompelen [ZND 01 (1922)]
III-1-2, III-4-4
|
25120 |
donderen |
donderen:
dōͅndərə (L422p Lanklaar),
(o.)
dondere (L422p Lanklaar),
hommelen:
hoemmele (L422p Lanklaar, ...
L422p Lanklaar),
(o.)
hommele (L422p Lanklaar)
|
donderen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || donderen [hommelen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25121 |
donderwolk |
donderkoppen:
dōͅndər kø͂ͅp (L422p Lanklaar),
dondertoppen:
dondertump
dondərtømp (L422p Lanklaar)
|
zware wolken die onweer brengen [donderkoppen, -bloesem] [N 22 (1963)]
III-4-4
|