e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanklaar

Overzicht

Gevonden: 4196
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dochter dochter: dochter (Lanklaar), dòchtər (Lanklaar) dochter; en ze zei dat ze het ook aan haar dochter zou zeggen [ZND 04 (1924)] III-2-2
dode lijk: lijk (Lanklaar) lijk III-2-2
doek doek: dook (Lanklaar) doek [ZND 01 (1922)] III-1-3
doelloos friemelen friemelen: friemelen (Lanklaar) Doelloos met de handen spelen (haffelen, friemelen, krawietelen) [N 108 (2001)] III-1-2
doffer, mannelijke duif hoorn: aure (Lanklaar), hooëre (Lanklaar) duif, mannetje [ZND 01 (1922)], [ZND 39 (1942)] III-4-1
dokteren dokter leren: dokter lieren (Lanklaar) dokteren: De geneeskunde beoefenen (meesteren, dokteren). [N 107 (2001)] III-1-2
dolle kervel wilde kervel: welǝ kervǝl (Lanklaar), wiljë kirvël (Lanklaar) Chaerophyllum temulum L. Een vrij algemeen voorkomend -naar men aanneemt: giftig- onkruid aan bosranden, akkerkanten en beschaduwde wegbermen met een behaarde, roodgevlekte stengel, witte bloempjes in schermen en veervormig, ingesneden donkergroen blad. Het bloeit van mei tot juli en de lente varieert van 60 tot 120 cm. [A 60A, 16; L 1, a-m; L 6, 35; L 15, 8; S 7; monogr.] || scheerling [ZND 06 (1924)] I-5, III-4-3
dompelen onderduwen: oengërdujë (Lanklaar), ps. invuller geeft alleen een antwoord op dompelen.  oengerduje (Lanklaar, ... ) (in het water) dompelen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || dompelen [ZND 01 (1922)] III-1-2, III-4-4
donderen donderen: dōͅndərə (Lanklaar), (o.)  dondere (Lanklaar), hommelen: hoemmele (Lanklaar, ... ), (o.)  hommele (Lanklaar) donderen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || donderen [hommelen] [N 22 (1963)] III-4-4
donderwolk donderkoppen: dōͅndər kø͂ͅp (Lanklaar), dondertoppen: dondertump  dondərtømp (Lanklaar) zware wolken die onweer brengen [donderkoppen, -bloesem] [N 22 (1963)] III-4-4