33848 |
draven |
draven:
drāvǝ (L422p Lanklaar)
|
In draf gaan, een actieve twee-tempogang, waarbij een diagonaal benenpaar gelijkmatig wordt opgeheven en weer neergezet, bijv. eerst linkervoorbeen en rechterachterbeen, daarna beide andere benen, met daartussen een zweefmoment. Zie afbeelding 9. [JG 1b; N 8, 81b en 81d]
I-9
|
21153 |
dreef |
allee (<fr.):
Van Dale: allee (<Fr.), laan, brede weg tussen twee of meer rijen bomen.
(allei) (L422p Lanklaar),
dreef:
Mv. drêve.
drêft (L422p Lanklaar)
|
dreef [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
19387 |
dressoir |
kast:
kas (L422p Lanklaar),
lage kast:
līəgə kas (L422p Lanklaar)
|
Kast zonder opbouw, voor zilver- of glaswerk (dressoir, lage kast, zilverkast) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
27465 |
driepoot |
driepikkel:
dręi̯pekǝl (L422p Lanklaar),
karbok:
karbǫk (L422p Lanklaar)
|
Steun die onder de schoot van de kar gezet wordt en die gebruikt wordt bij het oogsten en eventueel bij het smeren van de as. Voor de woordtypes knecht, kracht, wip, krik en hun samenstellingen is er overlap met de benamingen voor de karwip (zie dat lemma in wld II.11), een hefboom die ook gebruikt wordt bij het smeren van de as. [N 17, 80; JG 1d]
I-13
|
34094 |
driespeen |
drie demen:
dre dīmǝ (L422p Lanklaar),
driedeemsuier:
drei̯dimsǫr (L422p Lanklaar),
driedemer:
drejdē̜mǝr (L422p Lanklaar),
scheve:
šē̜i̯vǝ (L422p Lanklaar)
|
Koeuier die slechts uit drie kwartieren melk geeft. Het is niet altijd goed aan te geven of de benamingen duiden op de koeuier met deze afwijking of op de koe met een dergelijke koeuier. [N 3A, 66] || Koeuier die slechts uit drie kwartieren melk geeft. Sommige woordtypen kunnen duiden op een koe die een uier met drie spenen heeft. [N 3A, 117]
I-11
|
18866 |
driftig |
driftig:
driftig (L422p Lanklaar),
giftig:
guftig (L422p Lanklaar)
|
driftig [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
22655 |
drijftol |
kokkerel:
koͅkəreͅl (L422p Lanklaar),
puntje onder de o
ənə kokəreͅl (L422p Lanklaar)
|
Drijftol (tol, die met de zweep wordt voortgedreven). [ZND 01u (1924)] || Een drijftol (bij middel van een zweep gedreven). [ZND B1 (1940sq)]
III-3-2
|
27354 |
drijven |
drijven:
drīvǝn (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Maurits])
|
Een mijngang of galerij langer maken. [N 95, 383; monogr.; Vwo 291]
II-5
|
17862 |
dringen |
dringen:
dreŋə (L422p Lanklaar)
|
dringen [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
33366 |
drinkbak voor de koeien |
drinkkuip:
dreŋkkūp (L422p Lanklaar),
zoopbak:
zø̜i̯p˱bak (L422p Lanklaar)
|
Uit een aantal benamingen wordt niet duidelijk om welke soort van drinkbak het gaat: los of vast, ouderwets of modern. Andere benamingen geven aan uit welk materiaal de bak vervaardigd is. [L 38, 33; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10]
I-6
|