20635 |
dronken |
zat:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1, a-m
zaat (L422p Lanklaar)
|
dronken [ZND 01u (1924)]
III-2-3
|
20622 |
dronken zijn |
hem in de olie hebben:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1, a-m
⁄m in dën ooëli hèbbë (L422p Lanklaar),
hem in de olie staan:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1, a-m
⁄m in dën ooëli stooën (L422p Lanklaar),
hem om hebben:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1, a-m oe is kort en dof
⁄m oem hèbbë (L422p Lanklaar)
|
dronken [ZND 01u (1924)]
III-2-3
|
25232 |
droog blijven |
t blijft over]:
hət wēͅr blift dry(3)̄g (L422p Lanklaar)
|
droog blijven hoewel er regen dreigt, gezegd van het weer [t weert heen [N 22 (1963)]
III-4-4
|
19656 |
droogdoek, theedoek |
schoteldoek:
sjoteldook (L422p Lanklaar)
|
Hoe noemt u de doek waarmee men afdroogt? [N105 (2000)]
III-2-1
|
34156 |
droogstaan |
droogstaan:
(de koe) stø̜u̯ drȳǝx (L422p Lanklaar),
drȳxstǭn (L422p Lanklaar),
drȳǝxston (L422p Lanklaar)
|
Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b]
I-11
|
20554 |
drop |
drop:
drøͅp (L422p Lanklaar),
makkepek:
zie ook znd 1u,45a
makkëpeeëk (L422p Lanklaar)
|
drop [ZND 01 (1922)] || drop (kalissie) [ZND B1 (1940sq)]
III-2-3
|
25126 |
druilerig en koud weer |
miezerig (weer):
mīzērig wēͅr (L422p Lanklaar)
|
druilerig weer [moezerig, monketig] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
33525 |
druiventros |
druiventros:
droeventros (L422p Lanklaar, ...
L422p Lanklaar)
|
[ZND 01 (1922)] [ZND 33 (1940)]
I-7
|
25133 |
druppel |
druppel:
drøͅpəl (L422p Lanklaar)
|
druppel (drop) [ZND A1 (1940sq)]
III-4-4
|
32866 |
dubbel gezwad |
dobbel gezwad:
dǫbǝl [gezwad] (L422p Lanklaar)
|
De dubbele reep gras die ontstaat als men eenmaal heen maait, omdraait, en vlak daarnaast weer eenmaal terug over het veld maait, zodat er twee regels gemaaid gras tegen elkaar aan komen liggen. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden tussen vierkante haken het lemma ''gezwad, regel gemaaid gras''. [N 14, 94]
I-3
|