27801 |
een hellingshoek aanhouden |
afgaan:
afgaan (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Maurits])
|
Een bepaalde hellingshoek naar beneden aanhouden bij de aanleg van bijvoorbeeld een steengang. [monogr.; N 95, 856; div.]
II-5
|
19855 |
een huis huren |
huren:
hø͂ͅrə (L422p Lanklaar)
|
huren [ZND 01 (1922)]
III-2-1
|
27755 |
een koollaag meten |
markeren:
markeren (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Diktebepaling van de kolenlaag door meting. [N 95, 190; N 95, 191]
II-5
|
27754 |
een koollaag verkennen |
verkenning:
verkenning (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Wanneer men een koollaag heeft aangetroffen, dan moet deze verkend worden en de koolwinning worden voorbereid. Men gaat dan onderzoeken, hoe het verloop van de koollaag is. Hiertoe maakt men in de koollaag galerijen en doortochten. Hierdoor krijgt men nagenoeg een zuiver beeld van de koollaag. Men weet hoe haar helling is op ieder punt, men kent de dikte en men weet of er storingen in voorkomen. [N 95, 189; N 95, 191; N 95, 202]
II-5
|
27923 |
een kophout plaatsen |
(een kophout) zetten:
(een kophout) zetten (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Een voorlopige ondersteuning plaatsen tijdens de winning van een koollaag. Zie voor het object "kophout", "kopstijl" etc. het lemma Kophout. [N 95, 492; N 95, 291]
II-5
|
27800 |
een krijtstreep trekken |
lijn trekken:
lijn trekken (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Maurits])
|
De richting in een mijngang werd op de kap aangegeven door het maken van een ±1 cm brede krijtstreep. De plaats waar deze krijtstreep moest worden gemaakt, was aangegeven op de uitbouwschets. Belangrijk was dat de krijtstreep haaks op de voet van de kap werd aangebracht. Nooit mocht men kappen op het oog in de richting leggen (MBK II pag. 42). [N 95, 855]
II-5
|
17887 |
een kuil graven |
een gat maken:
gaat maken (L422p Lanklaar)
|
Een kuil maken (dappen, graven) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
19112 |
een lastig karakter hebbend |
niet gemakkelijk:
iè is neet gemekkelek (L422p Lanklaar),
niet mak:
neet maak (L422p Lanklaar)
|
Hij is niet gemakkelijk, ... niet mak (een lastig karakter). [ZND 38 (1942)]
III-1-4
|
19216 |
een lelijk gezicht trekken |
grimassen maken:
gremasə mākə (L422p Lanklaar),
muilen maken:
mulə mākə (L422p Lanklaar)
|
grijnzen, een lelijk gezicht trekken [greeze, nen toot zette, snuit trekke, grimas maken] [N 10 (1961)]
III-1-4
|
17843 |
een nachtmerrie hebben |
de maar heeft mich gereden:
de meeër hêt mig gereejë (L422p Lanklaar)
|
Nachtmerrie; hoe vertaalt gij, fr. jai eu le cauchemar? [ZND 05 (1924)]
III-1-2
|