e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lauw

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rosmolen manège (fr.): mǝnē.žǝ (Lauw) De oudste machine die voor het dorsen werd gebruikt. Een paard leverde hier de drijfkracht. Algemeen wordt onder manège een constructie verstaan bestaande uit een vertikale as die door een horizontale boom, waar een paard is voorgespannen, in beweging wordt gebracht. Door middel van een kardan-koppeling wordt die draaiende beweging doorgegeven aan een horizontale as die door de wand van de schuur naar een machine werd geleid en deze aandrijfkracht leverde. In dit geval wordt door de rosmolen een trommel aangedreven waarin de halmen gedorst werden. Vergelijk ook het lemma ''rosmolen'' in de aflevering over de molenaarsterminologie, wld II,3, blz. 163.' [N 14, 7; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
rug rug: rø̜k (Lauw), rəg (Lauw), strang: stra.ŋk (Lauw) de rug [ZND 29 (1938)] || Zie afbeelding 2.29. [JG 1a, 1b; N 8, 12] I-9, III-1-1
rug van het blad van de zeis rug: rø̜k (Lauw), rø̜x (Lauw) De opstaande stevige rand aan de buitenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 5. [N 18, 68e; JG 1a, 1b] I-3
ruggengraat rugstrang: rugstrank (Lauw) Ruggegraat (ruggestrank, rozenkrans). [N 109 (2001)] III-1-1
ruggenwervel koot: koot (Lauw) Wervel van de ruggegraat (welver). [N 109 (2001)] III-1-1
rugstuk rugstuk: rugstuk  røͅkstøͅkt (Lauw) karbonaden [Goossens 1b (1960)] III-2-3
ruien ruizelen: ruizelen (Lauw) veer: elk der huidbekleedsels van een vogel bestaande uit een buisje dat aan weerszijden baarden en baardjes draagt (pluim, veer) [N 100 (1997)] III-4-1
ruiken ruiken: rukken (Lauw) Rieken: door middel van reukzin gewaarworden (rieken, ruiken) [N 108 (2001)] III-1-1
ruilen (als spel) tuisen: toesen (Lauw) het spel waarbij men voorwerpen met elkaar ruilt [ruilen, koetelen, tuilen, toesen, tuisen, mangelen, tuitelen, paarden] [N 112 (2006)] III-3-2
ruin ruin: rø̜i̯n (Lauw) Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.] I-9