22349 |
verstoppertje spelen |
lonken:
lonke (Q240p Lauw),
/
lonken (Q240p Lauw)
|
/ [SND (2006)] || Verstoppertje spelen.
III-3-2
|
26384 |
verval |
val:
val (Q240p Lauw),
waterval:
wǫtǝrvál (Q240p Lauw)
|
Het verschil in hoogte tussen het bovenwater en het onderwater. Volgens Coenen (pag. 39) bedroeg het verval gewoonlijk 1,5 meter. [Vds 24; Jan 89; Coe 41; Grof 73]
II-3
|
23312 |
vespers |
vespers (<lat.):
də vɛspərs (Q240p Lauw)
|
de vespers [RND]
III-3-3
|
26469 |
vet, spek |
vet:
vęt (Q240p Lauw),
vet spek:
vęt spɛk (Q240p Lauw)
|
Het vet dat samen met hennep of stukken zak in de vetgaten van de bus wordt gestoken om de hals van het staakijzer of de kleine spil te smeren. [Vds 127; Jan 138; Coe 110; Grof 129]
II-3
|
26467 |
vetgaten |
smeerpotjes:
smę̄.rpøtšǝs (Q240p Lauw)
|
De (drie) gaten in de zeskantige steenbus waarin het werk of de stukken zak en vet worden gestoken. [Coe 108; Grof 127]
II-3
|
33756 |
veulen |
veulen:
vi̯ø̄.lǝ (Q240p Lauw),
vø̄.lǝ (Q240p Lauw)
|
Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.]
I-9
|
34653 |
victoria |
trapkoets:
trapkuts (Q240p Lauw)
|
Vierwielig rijtuig voor vier personen, die per twee tegenover elkaar zitten, met twee deurtjes en met alleen een achterkap. In tegenstelling tot de barouche heeft de victoria geen deurtjes en een lage instap. De koetsier heeft een aparte bok. [N 101, 15]
I-13
|
22832 |
vieren |
vieren:
gəvi:rt (Q240p Lauw)
|
gevierd [RND]
III-3-2
|
21537 |
vijf centiem |
knabje:
knepke (Q240p Lauw)
|
Bestaat er een dialectnaam voor een stuk van 5 centimes? [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
21538 |
vijfentwintig centiem |
kwartje:
kwartche (Q240p Lauw)
|
Bestaat er een dialectnaam voor een stuk van 25 centimes? [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|