e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lauw

Overzicht

Gevonden: 1668
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
haverpletter haverpletter: hǭ.vǝrplɛtǝr (Lauw), pletteraar: plɛtǝrǝr (Lauw) Wanneer haver bedoeld was als paardevoer, moest ze geplet worden. Dit gebeurde met de haverpletter, een toestel waarin de haver tussen twee stalen rollen, een vaste en een losse, geplet werd. Zie ook afb. 91. Het woorddeel -ømolenŋ is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛmolenɛ.' [Vds 237; Jan 245; Coe 223; Grof 250] II-3
heen en weer draaien drentelen: trentelen (Lauw) Heen en weer draaien (drentelen, drimmelen, drispelen, draaien) [N 108 (2001)] III-1-2
heen en weer schuiven schokkelen: sjiekelen (Lauw) Heen en weer schuiven (wiebelen, wiemelen, sjroevelen, winaauwen) [N 108 (2001)] III-1-2
heer heer: hi.ər (Lauw) heer [RND] III-3-1
heet lopen bot lopen: bǫt lō.pǝ (Lauw), heet lopen: hē.t lō.pǝ (Lauw), hēt lōpǝ (Lauw) Het heet lopen van de molen als gevolg van het feit dat zich bijvoorbeeld tijdens het malen geen graan tussen de molenstenen bevindt, de stenen bot zijn of het graan niet droog genoeg is. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛleeglopenɛ.' [N O, 36e; Vds 117; Jan 262; Coe 144; Grof 169] II-3
heet, hitsig lopig: $ in superscript  lijøͅ.pəx (Lauw) heet, hitsig [Goossens 1b (1960)] III-2-1
hefboom heftang: hɛftaŋ (Lauw) Hefboom waarmee de sluis omhoog wordt getrokken wanneer het sluisijzer voorzien is van gaten. Zie ook afb. 68 en de toelichting bij het lemma ɛsluisijzerɛ.' [Vds 46; Jan 41; Coe 27; Grof 61] II-3
hefboom van de poulie hefboom: hęf˱bōm (Lauw), hęf˱bǭ.m (Lauw) De hefboom waarmee men de bovenste poulie met de daarbij behorende as en rol omhoog kan trekken. [Coe 210; Grof 237] II-3
heizeis zeis: zē̜s (Lauw) Zeis of een soort hak waarmee men hei maait of zoden hakt. In de regel heeft de heizeis √©√©n handvat. [JG 1a, 1b] I-8
hemel hemel: hi.məl (Lauw) hemel [RND] III-3-3