e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lauw

Overzicht

Gevonden: 1668

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bakmeel malooi: mǝlǫj (Lauw) Maalgoed dat bestemd is om mee te bakken. Het graan wordt daartoe in het algemeen gemalen en gebuild. Het woordtype malooi heeft in P 176, P 187, P 195, Q 77, Q 78, Q 160a en Q 164 een speciale betekenis: ø̄ongebuild tarwemeel, bestemd om te bakken.ø̄ Het woordtype gebakte wordt in het algemeen gebruikt voor de hoeveelheid graan of meel, voldoende om in één keer gebakken te worden. Zie ook het lemma ɛbakselɛ in wld II.1, pag 117.' [Jan 266; Coe 249; Grof 281; Grof 282] II-3
balanceerwerk balanceerwerk: balansērwɛrǝk (Lauw) Van balanceerwerk is sprake wanneer de loper balanceert op het boveneinde van de kleine spil (bij windmolens) of het staakijzer (bij watermolens). Bij een dergelijke constructie draait de kleine spil niet mee met de loper. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛvast werkɛ. Het uiteinde van het staakijzer in de watermolen is bij een balanceerwerk veelal bolvormig verbreed. In de bol bevindt zich een gleuf, waardoor de punt van het staakijzer steekt. Aan de onderzijde van de rijn, doorgaans een tweetakrijn, bevindt zich een uitholling waar de punt van het staakijzer invalt. Hierdoor ontstaat een balancerende ophanging van de loper. Het engels balanceerwerk bestaat uit twee bolvormige rijnen, de binnenrijn en de buitenrijn, die ineen passen. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛbalanceerrijnɛ.' [Vds 135; Jan 125; Jan 127; Coe 103; A 42A, 21; N O, 15c; N O, 16i add.] II-3
balans balans: bǝla.ns (Lauw) Dwarshout, dat met een haak aan een wagen vastgemaakt wordt en waar de strengen van de - meestal twee of drie - paarden aan bevestigd worden. Dit dwarshout is dubbel zo breed als het gewone zwenghout (zie dat lemma). Het wordt alleen gebruikt in de streken met de zwaardere en meer vruchtbare grond: Haspengouw en het Maasland. Uit de rest van Limburg waren er hier en daar ook opgaven, maar aangezien deze steeds identiek waren met die voor het gewone zwenghout, kan men aannemen dat het om vergissingen gaat. Dit dubbele zwenghout komt ook voor bij de ploeg en de eg (zie het lemma evenaar, tweespanszwenghout in wld I.2). [N 17, 69b; N G, 65b; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 34, 11; monogr.] I-13
balk van de ijzeren licht balk: balǝk (Lauw), bā.lǝk (Lauw) IJzeren, in P 195 en Q 78 houten balk, als onderdeel van de ijzeren licht, waar in watermolens het stalen blok van het staakijzer op rust. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛvonderbalkɛ.' [Coe 127; Grof 150; N O, 23b; A 42A, 26] II-3
barensweeën pijn: pijn (Lauw) Barenswee: periodieke pijnen die voorafgaan aan het baren (poos). [N 115 (2003)] III-2-2
barouche herenkoets: hērǝnkuts (Lauw) Vierwielig rijtuig voor vier personen, die per twee tegeonver elkaar zitten, met twee deurtjes en met alleen een achterkap. De koetsier heeft een aparte bok. [N 101, 14; monogr] I-13
barrevoets barrevoets: baerəvuts (Lauw) blootvoets [RND] III-1-3
bed bed: beͅt (Lauw) bed [RND] III-2-1
bedrijfsgedeelte van het boerenhuis stallen: stɛl (Lauw) Bedoeld wordt het geheel van stallen en schuur dat achter het woonhuis gelegen is. Bepaalde benamingen zijn specifieke termen voor het bedrijfsgedeelte. Andere opgaven daarentegen zijn algemener en geven daarmee aan dat er voor de bedrijfsgebouwen geen aparte benaming bestaat, ze zijn ook in gebruik voor de boerderij in het algemeen, geven een opsomming van de voornaamste bedrijfsgebouwen of -ruimten (vandaar ook veel meervoudsvormen), verwijzen naar een belangrijk deel van de bedrijfsruimten (zoals de binnenhof of de dorsvloer) of wijzen op dat deel van het complex dat direct aan het woonhuis aansluit (zoals het stookhuis). [N 5A, 31; N 5,126; monogr.] I-6
bedsprei bedsprei: beͅtsprēͅ (Lauw) bedsprei [RND] III-2-1