e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leopoldsburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hommel hommel: ook in ZND 01, a-m  uəməl (Leopoldsburg) hommel [ZND 27 (1938)] III-4-2
homp brood stuk brood: stuk broot (Leopoldsburg) homp; Hoe noemt U: Een dik stuk brood (homp, fomp, facht, hoft, knods, knoft, kreeuw) [N 80 (1980)] III-2-3
homp, brok, klont klomp: klomp (Leopoldsburg), klot: kloͅt (Leopoldsburg) kluit [ZND 28 (1938)] III-4-4
hond hond: hoͅnt (Leopoldsburg) hond [Goossens 1b (1960)] III-2-1
honger hebben honger hebben: honger hemme (Leopoldsburg) honger hebben [schrok hebbe] [N 10 (1961)] III-2-3
hoofd kop: koͅp (Leopoldsburg) hoofd [N 10b (1961)] III-1-1
hoofd (spotnamen) knikker: knekər (Leopoldsburg) [N 10 (1961)] III-1-1
hoofdbalken van de eg [eg]balken: [eg]˱balǝkǝ (Leopoldsburg) De rechte of lichtelijk gebogen, zwaardere balkjes van het egraam, die door de lichtere scheien op een bepaalde afstand van elkaar gehouden worden. Meestal zijn - vooral bij de vierhoekige eg - in deze balken de tanden aangebracht. Voor de plaatsen waar men voor de hoofdbalken van de eg geen aparte term gebruikt, zie men het vorige lemma. [JG 1a + 1b; N 11, 69a; N 11A, 155a; monogr.] I-2
hoofddoek kopsjaal: kopsjal (Leopoldsburg) hoofddoek dichtgeknoopt onder de kin [plak, pleksek, kopdeuksek, zielewermer] [N 23 (1964)] III-1-3
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen kap: kap (Leopoldsburg) hoofdkap van vrouwelijke religieuzen [N 25 (1964)] III-3-3