e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leopoldsburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoorn van de koe hoorn: ōǝrǝ (Leopoldsburg), koehoorn: (mv)  kui̯hōrǝs (Leopoldsburg) [N 3A, 106a; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 27, 25; S 15; Wi 14; monogr.] I-11
hoorn van de schaaf top: tjǫp (Leopoldsburg) Het overeind staande steel- of knopvormige uitsteeksel aan het vooreinde van sommige houtschaven waarop de linkerhand gelegd wordt tijdens het schaven. De hoorn dient om de schaaf preciezer te richten en om er beter op te kunnen drukken. Zie ook afb. 33. [N 53, 55b; monogr.] II-12
hopen hopen: hopen (Leopoldsburg) een gunstige verwachting hebben over iets wat men wenst [verhopen, hopen] [N 85 (1981)] III-1-4
horen horen: gut hoërə (Leopoldsburg), hurə (Leopoldsburg) goed luisteren [ZND 30 (1939)] || horen [N 10b (1961)] III-1-1
horizontale sluitbalk van een poort boom: būǝm (Leopoldsburg), deurebalk: dørǝbalǝk (Leopoldsburg) Een losse balk, soms een stevige stok, die horizontaal wordt aangebracht achter de beide poortvleugels door hem achter haken te leggen. Zo is de gehele poort gesloten. Deze afsluiting bevindt zich meestal ter halve hoogte. Door functionele overeenkomst kunnen sommige benamingen ook in gebruik zijn voor andere afsluitingen. [N 5A, 54a; N 4A, 48; monogr.] I-6
horloge horloge: horloge (Leopoldsburg), ən gāew orleugə (Leopoldsburg) een gouden horloge [ZND 27 (1938)] || uurwerk dat men bij zich draagt, bijv. om de pols [glozie, lozie, allozie] [N 86 (1981)] III-1-3
horrelvoet stompvoet: stompvoet (Leopoldsburg) Misvormde voet (homperd, horjevoet, horrelvoet, homperpoot, strompelvoet, paardvoet). [N 84 (1981)] III-1-2
hotsen bodderen: bodderen (Leopoldsburg), boddərə (Leopoldsburg) Hotsen: schokkend, stotend vooruitgaan (schokkelen, hotsen, hotselen, bodderen). [N 84 (1981)] || zachtjes schokken in of op een voertuig op een hobbelige weg (botteren, bottelen) [N 90 (1982)] III-1-2, III-3-1
houden van gaarne zien: gère zien (Leopoldsburg), iem. gèərə zien (Leopoldsburg), (geire zien)  gɛjrə zien (Leopoldsburg), houden van: houden van (Leopoldsburg, ... ) Iemand liefhebben, gaarne zien, v. iem. houden [ZND 30 (1939)] || liefde voelen voor iemand [fiel zijn met, veel houden van, veel afhouden] [N 85 (1981)] || warme genegenheid of gehechtheid aan een persoon of zaak [liefde, hart] [N 85 (1981)] III-3-1
houder van slachtvee beestenkoopman: biǝstǝkuǝpman (Leopoldsburg) [N 3A, 77d] I-11